Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
grond <strong>van</strong> artikel 51, eerste lid, Wet bopz beslist immers de geneesheerdirecteur<br />
over ontslag.<br />
Om deze redenen wordt voorgesteld om een modaliteit in het Wetboek<br />
<strong>van</strong> Strafrecht te introduceren die de strafrechter de mogelijkheid biedt<br />
om een zorgmachtiging af te geven. Deze modaliteit wordt opgenomen in<br />
artikel 37 Sr., ter ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de bestaande bepaling. Op grond <strong>van</strong> dit<br />
artikel, kan de rechter toepassing geven aan de Wet bopz. Vervolgens<br />
wordt in artikel 2.3 bepaald in welke gevallen de rechter <strong>van</strong> deze<br />
bevoegdheid gebruik kan maken. Voor de toepassing door de rechter is<br />
noodzakelijk dat aan de criteria <strong>van</strong> de Wet bopz wordt voldaan. Indien de<br />
zaak is aangebracht bij de rechter kan de rechter de zitting aanhouden en<br />
een zorgmachtiging aanvragen. Indien de Wet verplichte ggz in werking is<br />
getreden, geeft de commissie hierover een advies af. Dit artikel moet<br />
worden bezien tegen de achtergrond <strong>van</strong> de zorgcontinuïteit. Indien de<br />
omstandigheden ertoe nopen dat continuïteit <strong>van</strong> zorg beslist noodzakelijk<br />
is, kan dit artikel worden toegepast. Verder moet bij de lezing <strong>van</strong> het<br />
nieuwe artikel 37 Sr.worden betrokken dat de rechter de toepassing <strong>van</strong><br />
de Wet bopz niet betrekt in zijn uitspraak, maar verricht in een aparte<br />
voorziening. Hieruit volgt tevens dat artikel 51, eerste lid, Wet bopz moet<br />
worden aangepast. Bepaald wordt dat beëindiging <strong>van</strong> het verblijf in het<br />
psychiatrisch ziekenhuis slechts plaatsvindt na overleg met de Minister<br />
<strong>van</strong> Justitie, teneinde een oplossing te bieden voor de problematiek,<br />
welke is beschreven in de vorige alinea. Deze laatste wijziging is<br />
opgenomen in artikel 7.7 <strong>van</strong> dit wetsvoorstel.<br />
Zoals in hoofdstuk 13 <strong>van</strong> deze toelichting nader wordt toegelicht,<br />
fungeert de huidige Wet bopz als uitgangspunt voor de aanpassingswetgeving.<br />
Indien het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg<br />
door de Staten-Generaal wordt aanvaard en inwerking treedt, ontstaat een<br />
nieuwe situatie, waarin wordt voorzien door middel <strong>van</strong> een zogenoemde<br />
indien-bepaling (artikel 7.4). In deze indien-bepaling zijn een drietal<br />
aanvullende artikelleden op artikel 2.3 opgenomen. De officier <strong>van</strong> justitie<br />
en de commissie bedoeld in artikel 5:1 <strong>van</strong> het wetsvoorstel verplichte<br />
geestelijke gezondheidszorg krijgen hierin een belangrijke rol. De officier<br />
<strong>van</strong> justitie zal een afweging maken, op basis <strong>van</strong> de adviezen die over de<br />
verdachte worden uitgebracht, of hij de verdachte verder vervolgt. Indien<br />
de zaak wordt aangebracht bij de rechter en de rechter doet uitspraak, kan<br />
de rechter gebruik maken <strong>van</strong> zijn bevoegdheden die in het gewijzigde<br />
artikel 37 Sr. is opgenomen. De officier <strong>van</strong> justitie kan, in het geval hij<br />
besluit om de zaak niet aan te brengen bij de rechter, besluiten om een<br />
verzoek te doen bij de commissie om over de betreffende persoon een<br />
advies over te leggen aan de rechter over het verlenen <strong>van</strong> zorg en het<br />
toepassen <strong>van</strong> dwang op grond <strong>van</strong> de wet verplichte geestelijke<br />
gezondheidszorg. Deze artikelleden fungeren dan als species op de<br />
algemene bepaling <strong>van</strong> artikel 5:3 <strong>van</strong> dat wetsvoorstel, waarin is bepaald<br />
dat het doen <strong>van</strong> een dergelijk verzoek aan de commissie aan een ieder<br />
toekomt. Door deze verbinding tussen beide vormen <strong>van</strong> zorg (forensische<br />
zorg en verplichte geestelijke gezondheidszorg) wordt continuïteit<br />
<strong>van</strong> zorg bewer<strong>kst</strong>elligd, waarmee de belangen <strong>van</strong> de personen die deze<br />
zorg ont<strong>van</strong>gen en die <strong>van</strong> de samenleving worden gediend.<br />
Het is overigens het overwegen waard om te onderzoeken of de adviesfunctie<br />
<strong>van</strong> de commissie psychische zorg in het wetsvoorstel verplichte<br />
geestelijke gezondheidszorg, ook breder in deze strafrechtelijke context<br />
kan worden benut. Als deze functie zich ook uitstrekt tot het adviseren<br />
over de noodzakelijke zorg aan personen met een psychische stoornis of<br />
een verstandelijke beperking die worden verdacht <strong>van</strong> of zijn veroordeeld<br />
voor een strafbaar feit, zal de zo gewenste aansluiting tussen het<br />
strafrechtelijke stelsel en het zorgsysteem verder kunnen worden<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 398, nr. 3 13