Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Hoofdstuk 6. Plaatsing, overplaatsing en overbrenging<br />
Artikel 6.1<br />
De algemene plaatsingbevoegdheid <strong>van</strong> de Minister <strong>van</strong> Justitie krijgt een<br />
plek in artikel 6.1, eerste lid. In het tweede lid <strong>van</strong> dit artikel is vastgelegd<br />
dat bij de private instellingen, de contracten moeten voorzien in de<br />
verlening <strong>van</strong> zorg aan de categorie <strong>van</strong> forensische patiënten waar de te<br />
plaatsen forensische patiënt onder valt. Er wordt niet geplaatst als er geen<br />
contractsrelatie met de zorgaanbieder bestaat. Teneinde een voortvarende<br />
aanpak <strong>van</strong> de behandeling te bewer<strong>kst</strong>elligen is vastgelegd (derde lid)<br />
dat de Minister <strong>van</strong> Justitie zo spoedig mogelijk een advies geeft over de<br />
uitspraak of de beslissing, de eventuele gestelde voorwaarden en de wijze<br />
waarop het toezicht op de forensische patiënt moet worden uitgeoefend.<br />
Om de opname, als ultimum remedium, te kunnen afdwingen is een<br />
boetebepaling opgenomen. De Minister <strong>van</strong> Justitie kan een boete<br />
opleggen, indien de instelling niet aan de verplichting tot opname en<br />
behandeling voldoet. In de algemene maatregel <strong>van</strong> bestuur zal de hoogte<br />
<strong>van</strong> de op te leggen boete worden bepaald, waarbij een keuze voor<br />
boetecategorieën het meest in de rede ligt. Deze boete moet worden<br />
gekwalificeerd als een bestuurlijke boete, zoals gedefinieerd in artikel 5:40<br />
<strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht. Bij oplegging zal aan de hierin<br />
opgenomen regels en voorwaarden moeten worden voldaan.<br />
Artikel 6.2<br />
In het eerste lid is opgenomen welke criteria <strong>van</strong> toepassing zijn op<br />
plaatsing <strong>van</strong> de forensische patiënt. Bij de plaatsing kan rekening worden<br />
gehouden met de specifieke problematiek <strong>van</strong> de forensische patiënt. Op<br />
grond <strong>van</strong> het tweede lid gelden de voorschriften ook voor de overplaatsing.<br />
Het derde lid biedt de basis voor de Minister <strong>van</strong> Justitie om invloed<br />
uit te oefenen op het verplegings- en behandelingsplan. Het derde lid<br />
biedt voor de Minister <strong>van</strong> Justitie de mogelijkheid om er op toe te zien<br />
dat de voorwaarden in het eerste lid, worden nageleefd. Deze<br />
voorwaarden kunnen voortvloeien uit het toepasselijke wettelijke kader of<br />
het contract dat met de zorgaanbieder is gesloten. In de Bvt is thans een<br />
specifieke bepaling opgenomen in artikel 11, vierde lid, <strong>van</strong>wege de<br />
voorwaarden die kunnen worden gesteld in het verplegings- en behandelingsplan.<br />
Deze specifieke bepaling is gehandhaafd en is ondergebracht in<br />
het vierde lid <strong>van</strong> artikel 6.2. Het vierde lid biedt de mogelijkheid voor de<br />
Minister <strong>van</strong> Justitie om zich hierbij te laten adviseren door de officier <strong>van</strong><br />
justitie. Het vijfde lid ziet op de gegevensverstrekking. Het bevat een<br />
zogenoemde doelbinding. De gegevens welke zijn opgenomen in de<br />
indicatie dat aan de Minister <strong>van</strong> Justitie wordt toegezonden, mogen<br />
slechts worden gebruikt voor het plaatsingsbesluit.<br />
Artikel 6.3<br />
In de huidige bepaling in artikel 12 Bvt is een termijn <strong>van</strong> zes maanden<br />
gesteld, voordat de plaatsing <strong>van</strong> ter beschikking gestelden is verricht. In<br />
artikel 6.3 is deze termijn (die door opname in dit wetsvoorstel voor alle<br />
forensische patiënten geldt) bepaald op vier maanden. Gelet op de<br />
jurisprudentie <strong>van</strong> het Europees Hof <strong>van</strong> de Rechten <strong>van</strong> de Mens (EHRM),<br />
dient deze verkorte termijn te worden gehanteerd. In het algemene deel<br />
<strong>van</strong> deze toelichting is ingegaan op de achtergrond <strong>van</strong> de bevoegdheid<br />
voor de Minister <strong>van</strong> Justitie om een ter beschikking gestelde te plaatsen<br />
in een penitentiair psychiatrisch centrum.<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 398, nr. 3 54