Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Memoire van Toelichting Wfz-kst-32398-3[1] MvT ... - GGZ Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het CBP besteedt in zijn advies ook aandacht aan de rechten <strong>van</strong> de<br />
patiënt en verwijst daarbij naar hoofdstukken 6 en 7 <strong>van</strong> de Wbp, titel 7.17<br />
BW en hoofdstuk X <strong>van</strong> de Penitentiaire beginselenwet. Naar aanleiding<br />
hier<strong>van</strong> hebben wij de toelichting aangevuld met een verwijzing naar<br />
hoofdstuk 6 en 7 <strong>van</strong> de Wbp. Deze hoofdstukken zijn <strong>van</strong> toepassing als<br />
het gaat om gegevens die vallen onder de Wet bescherming persoonsgegevens.<br />
Titel 7.17 BW heeft specifiek betrekking op verzekeringsovereenkomsten.<br />
Deze titel is niet <strong>van</strong> toepassing, daar waar het gaat om de<br />
vergoeding <strong>van</strong> de kosten <strong>van</strong> de zorg die voortvloeit uit één <strong>van</strong> de<br />
strafrechtelijke titels bedoeld in artikel 2.2. Hoofdstuk X <strong>van</strong> de Penitentiaire<br />
beginselenwet zal aandacht krijgen bij de herziening <strong>van</strong> de<br />
rechtspositie in het licht <strong>van</strong> de aansluiting tussen de forensische zorg en<br />
andere vormen <strong>van</strong> gedwongen zorg. Wij verwijzen hiertoe naar de laatste<br />
alinea <strong>van</strong> hoofdstuk 6 <strong>van</strong> deze memorie <strong>van</strong> toelichting.<br />
Verder gaat het CPB in op artikel 3.2, waarin is geregeld dat de door de<br />
Minister <strong>van</strong> Justitie aangewezen ambtenaren bevoegd zijn om de op<br />
forensische patiënten betrekking hebbende stukken in te zien. Het CPB<br />
merkt hierover op dat, in het licht <strong>van</strong> artikel 23, lid 1, sub e, Wbp, een<br />
wettelijke bepaling voldoende specifiek dient te zijn. Wij volgen het CBP<br />
hierin niet. Artikel 3.2 is de opvolger <strong>van</strong> een reeds bestaande bepaling, te<br />
weten: artikel 8, lid 2, Bvt. Deze bepaling is overgenomen in het onderhavige<br />
wetsvoorstel en <strong>van</strong> toepassing op alle instellingen. Uit de aard<br />
<strong>van</strong> de bepaling vloeit voort dat de bevoegdheid om inzage in gegevens,<br />
slechts kan worden uitgeoefend voor zover dat past in het kader <strong>van</strong> een<br />
redelijke taakuitoefening. Verder is expliciet bepaald dat er een geheimhoudingsplicht<br />
bestaat ten opzichte <strong>van</strong> derden.<br />
Tot slot hebben wij de aanbeveling <strong>van</strong> het CBP gevolgd door de<br />
toelichting op de verstrekking <strong>van</strong> gegevens voor wetenschappelijk<br />
onderzoek en statistiek aan te vullen door niet alleen aandacht te besteden<br />
aan artikel 7:458 BW, maar ook aan artikel 23, lid 2, Wbp, waarin een<br />
uitzondering is opgenomen voor de verwerking <strong>van</strong> persoonsgegevens<br />
voor wetenschappelijke of statistische doeleinden. Wij hebben de<br />
Memorie <strong>van</strong> <strong>Toelichting</strong> op dit punt aangevuld in die zin dat de uitdrukkelijke<br />
toestemming <strong>van</strong> de betrokkene (artikel 23, lid 1, sub 1, Wbp) de<br />
voorkeur heeft. Indien dit niet kan worden verkregen, moet aan de<br />
voorwaarden <strong>van</strong> artikel 23, lid 2, Wbp, zijn voldaan.<br />
De suggestie <strong>van</strong> de SVG om in één Algemene Maatregel <strong>van</strong> Bestuur alle<br />
regels omtrent de gegevensverwerking in de forensische zorg te regelen,<br />
hebben wij niet overgenomen. Wij menen dat de wettelijke systematiek<br />
hiermee diffuser en minder toegankelijk wordt. In dat licht kan beter<br />
worden aangesloten bij de bestaande wettelijke kaders.<br />
Plaatsing overplaatsing en overbrenging<br />
De SVG wijst er op, mede namens Reclassering <strong>Nederland</strong> en het Leger<br />
des Heils, dat de minister <strong>van</strong> Justitie de bevoegdheid krijgt om aan een<br />
reclasseringsinstelling opdracht te geven om begeleiding te bieden bij en<br />
toezicht te houden op de naleving <strong>van</strong> de opgelegde bijzondere<br />
voorwaarden. De SVG vindt dat dit leidt tot een onduidelijke rolverdeling<br />
en doet een suggestie voor verheldering. In reactie hierop attenderen wij<br />
op de bedoeling <strong>van</strong> deze bepaling. Deze bepaling fungeert als bijzondere<br />
bepaling ten opzichte <strong>van</strong> de algemene bepalingen in het Wetboek <strong>van</strong><br />
Strafrecht. Voor zover er sprake is <strong>van</strong> forensische zorg die wordt verleend<br />
uit hoofde <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de strafrechtelijke titels bedoeld in artikel 2.2, dient<br />
voor het reclasseringstoezicht de bijzondere bepaling uit dit wetsvoorstel<br />
te worden geraadpleegd.<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 398, nr. 3 43