01.09.2013 Views

De laatste melkbus (tekst) - Zuivelhistorie Nederland

De laatste melkbus (tekst) - Zuivelhistorie Nederland

De laatste melkbus (tekst) - Zuivelhistorie Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ving tussen de melkrijder en de boeren, die bij de directeur zijn beklag kwam doen. Zo<br />

had je altijd wat!<br />

[038] Vervoer<br />

<strong>De</strong> oudste vorm van bussenvervoer waren de honde- en paardekarren. In Brabant had je<br />

tweewielige hoge karren. Je hebt ook vervoer per fiets gehad. In de oorlogsjaren brachten<br />

de dorpsboeren, de 'Rou-'melkers noemde men die in Friesland, de <strong>melkbus</strong> zelf<br />

voorop de fiets naar de fabriek.<br />

Paard en wagen was uiteraard het gebruikelijke vervoermiddel in bijvoorbeeld Gelderland<br />

en Overijssel. Het zelf brengen gebeurde in Noord-Holland en in Brabant.<br />

Vroeger waren de afstanden in de regel klein. Men had immers nog de dorpsfabriekjes.<br />

Later kreeg je het gezamenlijke vervoer, door de fabriek georganiseerd. <strong>De</strong> dichtstbijzijnde<br />

leveranciers hebben het zelf wegbrengen lang volgehouden. Zo konden ze de vervoerskosten<br />

verdienen! Later - in de naoorlogse jaren - is daar vrij algemeen mee gekapt.<br />

Het werd helemaal onmogelijk toen de voorgedrukte melklijsten kwamen. Die<br />

zelfbrengende boeren pasten niet meer in dat systeem. Bij de verdere mechanisatie van<br />

de melkontvangst was het zelf brengen helemaal afgelopen.<br />

[039] Knus<br />

In Noord-Holland had je dorpen met drie à vier fabriekjes! Daar ging alles heel knus<br />

toe, net zoals in kleine buurtschappen, waar iemand ook de bussen van de buren meenam.<br />

Zo is eigenlijk het beroep van melkrijder ontstaan.<br />

Die melkrijders zijn klein begonnen, ook al omdat het vervoermateriaal klein was. Met<br />

een grote wagen kon men niet over de slechte wegen. Vooral de toestand van de wegen<br />

heeft de grootte van de wagen bepaald. Je had eerst hele kleine paardewagentjes. Ritjes<br />

met maximaal 50 bussen. Pas toen de wegen alom beter werden kreeg je grotere vrachten,<br />

vooral toen de trekker kwam. Je hebt fabrieken waar de trekkerfase is overgeslagen.<br />

Bijvoorbeeld in de Betuwe had men geen trekkers, daar ging men direct over op vrachtwagens.<br />

Het betrof hier praktisch overal verharde wegen; voor de enkele uitzondering<br />

zette men paard en wagen in als opbrengritje.<br />

Paard of trekker?<br />

<strong>De</strong> paardetractie is pas in de zeventiger jaren ter ziele gegaan. Bij Coberco hadden we<br />

omstreeks 1975 in Lichtenvoorde de <strong>laatste</strong> paarderijder gehad. Dat was toen al een uitzondering<br />

geworden. <strong>De</strong> meeste paarderitten zijn in het begin van de zeventiger jaren<br />

verdwenen. Zelf had ik in Hardenberg, toen ik daar wegging (1970), misschien nog twee<br />

paarderitjes. Toen ik er kwam (1952) waren het, afgezien van twee vrachtauto's, allemaal<br />

paarderitten!<br />

Onderweg naar de fabriek kon er van alles misgaan. Een botsing als het beroerd ging.<br />

Als ze wat te hard over de slechte wegen reden, vielen de bussen eraf. Dat werd de man<br />

niet altijd gewaar, maar een goede melkrijder herstelde zoiets gauw. Als het deksel er<br />

goed vast op zat, liep er maar een beetje melk uit. Dan werd de bus gewoon weer op de<br />

wagen gezet. Op de fabriek konden ze [040] aan de smerige bus wel zien dat er iets mee<br />

▲ Heruitgave zuivelhistorienederland.nl 31 © Coberco P. H. L. Willemsens

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!