DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING
DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING
DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
overheidsinstanties en grote bouwondernemingen, die volgens o.a. Aldo van Eyck ‘iedere<br />
kreatieve daad verlamde’. Het was de bedoeling dat architectuur weer een kunstvorm werd;<br />
geen massaproductie, maar toegesneden op de toekomstige bewoners en hun wensen. Vooral<br />
de woningbouw had te lijden gehad onder de bureaucratie, die een ‘gemassificeerde,<br />
gesocialiseerde (Wenken en Voorschriften) en kwaliteitsloze (op het nivo van vorm)<br />
architektoniese produktie (de volkshuisvesting)’ tot gevolg had, aldus kriticus J. de Heer, die<br />
door Barbieri wordt geciteerd. 118<br />
Onder invloed van de Stichting Nieuwe Woonvormen werden nieuwe plattegronden<br />
en een nieuwe beeldtaal ontwikkeld, die een alternatief vormden op de fantasieloze<br />
bouwproductie van de voorgaande jaren. Wat er volgens Barbieri gebeurde was dat de<br />
‘woonbeelden’ die toen werden ontwikkeld wederom werden overgezet naar massaproductie<br />
ten behoeve van de volkshuisvesting – geheel tegen de principes in: “kenmerkend voor het<br />
truttisme is en blijft namelijk de overbrenging van ‘woonbeelden’ naar de montageketen van<br />
de huisvestingspraktijk en naar het bouwproces.” Overigens concludeert Umberto Barbieri aan<br />
het eind van zijn artikel dat het truttisme toch ook een positieve uitwerking heeft gehad: het<br />
heeft namelijk laten zien hoe het niét moet. 119<br />
Op zoek naar stedenbouwkundige kwaliteit<br />
Hoe het dan wél moest, daar waren de architect-‐onderzoekers en de andere critici nog niet<br />
helemaal uit. In de jaren tachtig spitst het debat zich dan ook voornamelijk toe op de vraag wat<br />
stedenbouwkundige kwaliteit precies is. Een belangrijke bijdrage in dit debat werd geleverd<br />
door de Werkgroep 5x5, die hiervoor reeds aan bod is gekomen. In hun Pleidooi voor kwaliteit<br />
van volkshuisvesting en stedenbouw is het voornamelijk een kwestie van betrokkenheid en<br />
aandacht. Ontwerpen moeten zorgvuldig worden uitgevoerd, met zowel oog voor detail als<br />
voor het grote geheel. Om dit te kunnen doen moeten architecten hun klassieken kennen: “ze<br />
moeten warm kunnen lopen voor de kwaliteiten van de grote voorbeelden uit het verleden,<br />
zonder in de val van klakkeloze imitatie te trappen.” 120 Met deze vakkennis, een duidelijke<br />
architectuuropvatting, durf, fantasie en vakmanschap, zouden zij steviger in hun schoenen<br />
staan zodat zij bewoners en opdrachtgevers beter het hoofd kunnen bieden. Voorheen hebben<br />
architecten maar al te vaak het potlood uit handen gegeven, waardoor hun aanzien nogal is<br />
teruggelopen.<br />
Rond diezelfde tijd begonnen enkele architecten zich inderdaad te verdiepen in de<br />
vormprincipes van de oude stad, waaronder Casper van der Hoeven en Jos Louwe. Zij<br />
ontdekten tijdens een ontwerpopdracht in bestaand stedelijk gebied dat zij worstelden met<br />
het vinden van een acceptabele stedenbouwkundige kwaliteit en besloten een analyse te<br />
maken van specifieke vormaspecten van hun locatie. Uiteindelijk maakten zij een<br />
morfologische studie van de stad Amsterdam, waarbij zij zich richtten op stedenbouwkundige<br />
principes die de architect zou kunnen inzetten in zijn ontwerpproces.<br />
Van der Hoeve en Louwe zijn van mening dat het de taak van ontwerpers is om een<br />
ruimtelijk plan te maken; een schema of procedure voldoet niet als ontwerp. Aangezien het<br />
product dat een architect levert driedimensionaal is, moet een eventuele analyse dit ook zijn,<br />
en daarom dus “primair op de ruimtelijke opbouw van de stad ingaan en niet op de sociale of<br />
ekonomiese processen die zich daar afspelen.” 121 Dat laatste gebeurde tijdens de<br />
stadsvernieuwing maar al te vaak. Daarom ontwikkelden zij een tekenwijze die architecten<br />
kunnen gebruiken bij hun analyse van de stad, zodat zij zich konden richten op vormaspecten,<br />
morfologie en typologie, in plaats van louter op economische en sociale processen.<br />
Overigens verzetten Van der Hoeve en Louwe zich ook tegen een klakkeloze<br />
reproductie van het bestaande, wat ze beschouwen als een ‘kortzichtige en naïeve wijze van<br />
omgaan met de geschiedenis’. 122 De analyse die ze ontwikkelden was een instrument om de<br />
geschiedenis van de stad en de stadsvorm te leren kennen en begrijpen. Op die manier kan bij<br />
een nieuw ontwerp met zorg worden omgesprongen met de oorspronkelijke toestand en kan<br />
deze eventueel worden geherinterpreteerd naar de huidige of toekomstige situatie.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
37