Kyahi Hamongkarsa - Gamelan group Marsudi Raras
Kyahi Hamongkarsa - Gamelan group Marsudi Raras
Kyahi Hamongkarsa - Gamelan group Marsudi Raras
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Op de ketipung na, die meestal aan de voeten, of op de schoot van de kendhang-speler ligt,<br />
worden de overige trommen op een standaard (tlapakan) geplaatst. Deze bestaat uit twee houten,<br />
min of meer x-vormige zijkanten. Deze zijn aan elkaar bevestigd door middel van een rondhout.<br />
Om de kendhang vrij te kunnen ophangen worden er meestal leren banden aan de bovenkant van<br />
elke zijkant bevestigd.<br />
De grootste van alle kendhang is de bedhug. Deze trom wordt meestal gemaakt van munggurhout<br />
(Mimosa saman Jacq.). De bedhug verschilt van de andere trommen, doordat de vellen die<br />
aan beide kanten zitten, even groot zijn. Nadat de trom gemaakt is, kunnen de vellen ook niet<br />
meer gestemd worden. Zij worden namelijk met houten pinnen aan de ploncon bevestigd.<br />
De bedhug staat op een stevig houten onderstel, of wordt – zoals die in het Gemeentemuseum<br />
van Den Haag – opgehangen in een rek. De bedhug wordt ook niet met de hand bespeeld, maar<br />
wordt aangeslagen met een houten tabuh, of een béndha die ook voor het aanslaan van kempuls<br />
wordt gebruikt.<br />
De rebab is een twee-snarige, van oorsprong uit<br />
Arabië afkomstige, viool. Hij wordt rechtstandig<br />
bespeeld, door een speler die in kleermakerszit<br />
(sila) zit. Het slanke instrument is geheel<br />
gemaakt van hout. De klankkast(menthak) wordt<br />
nu meestal van nangka-hout gemaakt. Vroeger<br />
werd hier ook wel een halve kokosnoot voor<br />
gebruikt. De klankkast is bespannen met een zeer<br />
dun stuk vel (babat), dat uit de pens van een<br />
buffel is gehaald. Opvallend zijn de lange<br />
stemschroeven (kupingan en mangol), die aan<br />
weerszijden op ongeveer tweederde van de hals<br />
zitten. Door hieraan te draaien kunnen de twee<br />
koperen snaren gespannen worden. De snaren<br />
worden aangestreken met de kosok (strijkstok),<br />
welke bespannen is met paardenhaar. Als de<br />
rebab niet bespeeld wordt, dan wordt hij tegen<br />
een standaard (plangkan) geplaatst. Deze kan<br />
verschillende vormen hebben.<br />
De suling is een smalle bamboefluit. Hij is zo<br />
gesneden, dat de bovenkant is afgesloten door<br />
een natuurlijk tussenschot (ros). Hiervan is een<br />
klein gedeelte weggesneden, doorlopend juist tot<br />
in de bamboekoker. Over het einde van de fluit en<br />
het ontstane gat wordt een rotan of bamboe<br />
ringetje (suh) geschoven. Omdat dit ringetje niet<br />
om de suling zit als deze niet bespeeld wordt, is hij door middel van een touwtje aan de suling<br />
bevestigd. In de suling zijn op onderling verschillende afstanden gaten geboord. In de sléndro<br />
suling zitten vier gaten. De pélog suling heeft er meestal vijf, maar dat kunnen er ook zes zijn.<br />
Door nu wat schuin tegen de suh en in de blaasopening te blazen ontstaat er een toon. Door nu<br />
met de vingers de gaten te dichten, of juist te openen, ontstaan er verschillende tonen. Door<br />
óverblazen ontstaan de hogere tonen.<br />
12