Archeologische Kroniek - Historische Vereniging Holland
Archeologische Kroniek - Historische Vereniging Holland
Archeologische Kroniek - Historische Vereniging Holland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Archeologische</strong> kroniek Noord-<strong>Holland</strong> 2003 35<br />
Het vermoeden dat het de resten van het middeleeuwse klooster Nieuwlicht betroffen, bleek<br />
juist. Bij de graafwerkzaamheden had men onverwacht nog juist de oorspronkelijke omgrachting<br />
van het klooster aangesneden.<br />
Het Regulierenklooster ‘Onze-Lieve-Vrouwe-ten-Nieuwlicht’ werd gesticht in 1392 en<br />
behoorde tot het kapittel van Windesheim. Het werd in 1550 flink uitgebreid en gerenoveerd.<br />
Gezien de stijl van de voorstelling op de sluitsteen behoort deze vermoedelijk tot deze<br />
latere bouwfase. In 1573 werd het klooster gesloopt, omdat men bang was dat de Spanjaarden<br />
het zouden kunnen gaan gebruiken als uitvalsbasis voor aanvallen op de stad<br />
Hoorn. Later is het kloosterterrein nog enkele malen verder afgegraven. Daarbij is in 1834<br />
een plattegrond getekend van de toen nog zichtbare resten. De gedetailleerdheid van de tekening<br />
doet echter vermoeden dat ontbrekende gegevens vrijelijk zijn aangevuld. In het begin<br />
van de jaren ’50 en in 1978 zijn met deze plattegrond als uitgangspunt op het kloosterterrein<br />
kleine opgravingen verricht, die beide zeer weinig resultaat opleverden. De vondsten<br />
die bij het graven van de sloot gedaan werden, waren dan ook onverwacht. Ze waren aanleiding<br />
tot het uitvoeren van een proefonderzoek om vast te stellen in hoeverre toch nog resten<br />
van het klooster in de bodem aanwezig zouden zijn, die bij toekomstige bouwactiviteiten<br />
bedreigd kunnen worden.<br />
De proefopgraving werd van 9 t/m 24 oktober 2003 uitgevoerd door de archeologische<br />
dienst van de gemeente Hoorn, waarbij vier brede sleuven gegraven zijn. Ook bij dit onderzoek<br />
werd de plattegrond van 1834 als leidraad gehanteerd. Gebleken is dat van de hoofdingang<br />
aan de westzijde van het kloosterterrein de funderingen nog gedeeltelijk in situ aanwezig<br />
zijn. Ook van de toegangsbrug zijn funderingspalen aangetroffen. Van een muur, die<br />
volgens de 19de-eeuwse plattegrond het gehele kloosterterrein zou hebben omgeven, is<br />
echter in het geheel niets teruggevonden. Volgens de plattegrond moet het kloosterterrein<br />
zowel een buitengracht als een binnengracht hebben gehad. Beide grachten zijn inderdaad<br />
vastgesteld. De buitengracht bleek maar liefst een doorsnede van ruim 10 m te hebben. De<br />
binnengracht was ca 2,5 m breed en nog voorzien van een beschoeiing van palen. Met name<br />
in de binnenste gracht werd veel sloopafval aangetroffen, waaronder verscheidene fragmenten<br />
gebrandschilderd glas en voor deze streken vrij zeldzame Zuid-Nederlandse majolica.<br />
Een andere bijzondere vondst is een ijzeren haardplaat met het wapen van Karel V.<br />
Het klooster had een stelsel van ondergrondse afvoergoten en riooltjes, waarvan er drie<br />
tijdens het onderzoek zijn teruggevonden. Eén was gemetseld van bakstenen van verschillend<br />
formaat en loosde vermoedelijk op de binnengracht. Een tweede gemetseld afvoergootje<br />
had een baksteenformaat van 23 x 12 x 7,5 cm en kwam via een zinkputje uit op de<br />
binnengracht. Ernaast liep tevens een riooltje van aan elkaar geschoven, ca 40 cm lange pijpen<br />
van roodbakkend aardewerk. Enkele voorbeelden van dergelijke pijpen waren uit de<br />
binnenstad van Hoorn reeds bekend, maar omdat het losse vondsten betrof, was de datering<br />
tot nu toe geschat op de late 18de of 19de eeuw.<br />
Het proefonderzoek leverde tenslotte de vondst op van twee waterputten, beide gefundeerd<br />
op een wagenwiel. De ene put, met een nog aanwezige diepte van ca 3,7 m, was een echte<br />
welput. Onderin werd een vierkante dikke plank aangetroffen, voorzien van een aantal doorboringen.<br />
Daaronder bleek zich een houten koker van ca 1 m lengte te bevinden, waardoor