Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1~<br />
1:<br />
I[•<br />
äïO<br />
de lot."rij in l ~LiG van J Ji.:11 me t l 81; \.;<br />
1le jagt en visscherU in ·l 8üG van f 5,87i1 met. l8G 1;<br />
de loodsgelden in l8GG van f ID,21G.U:J met l8G'• ;<br />
het regt op de mijnen in 1866 van ./80.285 met ·l8G5;<br />
het aandeel van het Rijk in de ·opbrengst van de exploitatie der staatsspoorwegen in ·1865 van .f 51,9!Hi.3(i<br />
met 18M.<br />
In Limburg was bij de wet van H October '18tl, (Stardsblad n° 56) de grondbelasting tot nadere wettelijke<br />
bepaling vastgesteld op een bedrag '\an ./ 248,906.85, naar den grondslag b~j de wet van '19 December 1834,<br />
(Staatsblad n" 31~) voor de andere provincien aangenomen. Volgens art. û der wet van 24- April 'f8 ,J,3 (Staatsblad<br />
n° H) moest de splitsing der belasting in die op gebonwde en ongebouwde eigendommen in die provincie<br />
plaats hebben, nadat aldaar de kadastrale werkzaamheden waren afgeloopen , en tevens de bepalingen van<br />
de artt. 2 en 3 dier wet, betreffende de gevallen van vermindering en vermeerdering- van den aanslag der<br />
provincie, worden in toepassing gebragt. Dien ten gevolge werd de hoofdsom der gTondbelasting voor Limburg<br />
,-astgesteld voor de g 2bouwde eigendommen in '18GG op f 62,206.13, in ·1867 op f 70,828.92, in 1.~68 en volgende<br />
jaren op .f 79,451..71, voor de ongeèouwde eigendommen in elk dier jaren op f 226,755.75 , ./258,187.59.<br />
f289,6'19.64. Daarentegen zijn ten g·evolge van de wet van 7 Julij ·1865 (Staatsblad n° 79), houdende wijziging<br />
der gemeentewet van 29 Junij ·1851 (Staat.~blad n° 85) voor zooveel de plaatselijke belasting betreft, de<br />
éénentwintig en een halve rijksopcenten op de gebouwde eigendommen afgeschaft, tegen verhooging van het<br />
maximum voor de gemeenten yan vijftien tot veertig opcenten. De opbrengst der hoofdsom is hierdoor van<br />
f 8,669,200 in 1865 verhoogd tot f 8,770,800 in 186G en ./8,790,000 in 1867, terwijl het totaalcijfer verlaagd<br />
werd. De raming van het Rijksaandeel in de personele belasting bedraagt, na afstand van 4/ 5 der opbrengst<br />
aan de gemeenten bij voornoemde wet, voor de begrooting van ·1867 f 'l ,528,300.<br />
De geheele waarde van het veraccijnsde slagtvee bedroeg in 1863 .f 14,539,220. 74, in ·1864 f 15,098,48G. 70 ,<br />
waarvan f '12,500,596. ·l 5 en f 13,058,096 voor i C.2,869 en 177 ,067 stuks runderen, gemiddeld tegen .f 77.305 en<br />
./73.74, .f'l,948,624.59 en ./2,040,390.70 voor 'iOH88 en '1'12,009 kalveren tegen .f'18.'18 en /'18.20 per stuk.<br />
Daar met l Maart 1864 (wet 31 December '1863, Staatsblad n° 220), de accijns op turf en steenkolen is afgeschaft,<br />
bepalen zich de opgaven van het getal verveende tonnen turf tot '1863. In dat jaar zijn verveend<br />
42,689,762 tonnen, waarvan in de reguliere veenderijen 38,338,515, ingedeeld in 6,580,752 eerste , 8,540 tweede.<br />
683,746 derde klasse eerste soort, 2,214,809 eerste, 28,850,668 derde klasse tweede soort; in de irregulier~<br />
.~,351,247, bestaande uit 774,092 eerste, 567 ,545 tweede, 3,009,610 derde klasse. Op de rekeningen der veenlieden<br />
werden afgeschreven , als aan fabrieken , trafieken enz. onder genot van gedeeltelijken vrijdom van accijns<br />
afgeleverd, 14, 720,869. s tonnen turf, waarvan uit de reguliere veenderijen 13,6'16, 171." , ingedeeld in 88,266<br />
eerste, 1, 187 derde klasse eerste soort, ·17, 787 eerste, I 3,508,9315 derde klasse tweede soort; uit de irreguliere<br />
veenderijen 1,rnz~,698, '\vaaronder 67,'133. eerste, 157,355 tweede, 880,21.0 derde klasse.<br />
Aan steenkolen werd~n in 1863, onder genot van gedeeltelijken vrijdom van accijns, in fabrieken, trafieken enz.<br />
ingeslagen fï,76·1,623 p. schaalkolen, 7,3 71,300 m. maatkolen en 976,1675 m. sintels.<br />
Blijkens de memorie van toelichting tot de staatsbegrooting voor het dienstjaar '<strong>1868</strong>, is van 1850 tot en met<br />
·1 O Augustus 1867 uitgegeven tot inkoop en aflossing van rentegevende nationale schuld, met inbegrip van de<br />
inkoopen uit de renten der kapit.alen tot verzekering der verzilvering van de mnntbilletten en de aflossingon<br />
ten gevolge van uitlotingen, eene som vanf202,5 87,072.!J35. Hieronder zijn echter niet hegrepen.f '12,74-1,493.90<br />
jaarlijks besteed voor het fonds tot verzekering van de verzilvering der rentelooze schuld, onder bewaring van<br />
de clirektie der N ederlandsche Bank.<br />
Deze som is gevonden:<br />
'I 0<br />
uit de opbrengsten der staatsinkomsten en middelen ten bedrage van .f 45, 703,264. \J6, waarvan over:<br />
1850-1861. 1862. 1863. 1864. 1865. 1866. 1867.<br />
.! 38,2/~0,'~ 17.76 5 .f'1,507 ,'132.37 .; f '1,505 ,06'L80.S f 2,505 ,273.3'1 f \Ji ,!>08 .05;; .f·1,505,994.435 ./ 430,924.'l 2f;<br />
Met