16.06.2022 Views

VVP 3-22 online

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

NAZORG<br />

Of er ja dan nee sprake is van een of meer van de grondslagen<br />

uit de AVG is een omstreden zaak. De meest eenvoudige<br />

grondslag is de toestemming die de klant aan<br />

de aanbieder kan geven. Als die met de nodige zorgvuldigheid<br />

wordt vastgelegd en herroepbaar is, is de aanbieder<br />

gevrijwaard. De twee grondslagen die daarna<br />

het meest in de buurt komen zijn die van de “noodzaak<br />

tot het uitvoeren van een overeenkomst” en die inzake<br />

de “noodzaak ter voldoening aan een wettelijke plicht”.<br />

De eerste is echter niet bruikbaar want de (hypotheek)<br />

overeenkomst bestaat tussen de aanbieder en de klant<br />

en daar is de adviseur juridisch geen partij bij. De wettelijke<br />

verplichting van de tweede grond bestaat tussen<br />

de adviseur en de klant (namelijk de nazorgverplichting<br />

van artikel 4:20 lid 3 Wft) en daar staat de aanbieder<br />

weer buiten.<br />

Zelf hang ik het standpunt aan dat er ook sprake<br />

is van een wettelijke verplichting tussen de aanbieder<br />

en de adviseur, namelijk die van artikel 4:99 Wft (het<br />

artikel dat adviseurs en aanbieders verplicht elkaar<br />

in staat te stellen te voldoen aan de Wft, voor zover ze<br />

daarvoor van elkaar afhankelijk zijn. Ik had mij op dat<br />

artikel beroepen.)<br />

De belangstellende lezer verwijs ik graag naar een<br />

uitgebreid en zeer lezenswaardig artikel hierover van<br />

mr. M.H.P. Claassen (https://fizadvocaten.nl/wp-content/<br />

uploads/2021/03/het-delen-van-persoonsgegevens-inde-hypotheekketen-deel-1.pdf).<br />

Als de overeenkomst van opdracht tussen de klant en de<br />

adviseur ter zake van een hypotheekbemiddeling is geëindigd,<br />

dan eindigt ook meteen de relatie tussen die<br />

twee, nu er geen sprake is van een portefeuillerecht.<br />

De verplichting tot het leveren van de publiekrechtelijke<br />

nazorg is niet uit te sluiten tussen partijen, eindigt<br />

niet na het voltooien van de overeenkomst van<br />

opdracht tussen hen en bestaat zelfs als de klant helemaal<br />

niets meer met zijn adviseur te maken zou willen<br />

hebben (overigens een onwenselijke situatie, zie hierna).<br />

Er kan contractueel (dus: civielrechtelijk) sprake zijn<br />

van het einde van een relatie tussen adviseur en klant,<br />

maar publiekrechtelijk niet. Ze zijn tot elkaar veroordeeld,<br />

desnoods tegen wil en dank!<br />

Omdat er geen sprake is van een portefeuillerecht, kan<br />

een adviseur ook niet een beroep doen op artikel 4:99<br />

Wft.<br />

Bespreking: Artikel 4:99 Wft staat naar mijn mening<br />

geheel los van het al dan niet hebben van het portefeuillerecht<br />

voor een adviseur.<br />

‘Artikel 4:99 Wft<br />

laten gelden als<br />

AVG-grondslag’<br />

AFM EN ADFIZ<br />

Gevraagd om een reactie geeft de AFM het advies dat<br />

adviseurs zelf hun relaties aanschrijven met het verzoek<br />

toestemming te geven aan de aanbieder om de gevraagde<br />

informatie te verstrekken. Echter: het probleem<br />

was nu juist dat die relaties niet meer traceerbaar zijn.<br />

In 2019 is Adfiz samen met Tulp Hypotheken gestart<br />

met een convenant, met als doel de uitwisseling van gegevens<br />

tussen geldverstrekkers en adviseurs te reguleren.<br />

Tot dusverre is de stand van zaken dat er geen uniforme<br />

afspraak tussen die partijen tot stand is gekomen.<br />

OPLOSSING<br />

Zie ik het juist, dan is er inderdaad sprake van een botsing<br />

tussen de AVG en de Wft. Die botsing zou opgelost<br />

moeten worden, want de praktijk vraagt dat. Ik kom tot<br />

het volgende:<br />

Allereerst zou op het niveau van de wetgever vastgesteld<br />

moeten worden (bijvoorbeeld in een Algemene<br />

Maatregel van Bestuur), of artikel 4:99 Wft een<br />

voldoende zwaarwegende grond is om te gelden als<br />

AVG-grondslag (“voldoen aan wettelijke verplichting”),<br />

waarop de informatie door de aanbieder mag worden<br />

verstrekt. Daarbij moet tevens de omvang van die informatie<br />

worden vastgesteld. Het in contact kunnen treden<br />

met een klant vereist niet veel meer dan het verstrekken<br />

van de basale NAW-gegevens. Het uitvoerig<br />

vermelden van bijvoorbeeld betalingsachterstanden is<br />

daarvoor helemaal niet nodig.<br />

De branche zou een standaardformulier kunnen<br />

ontwikkelen, waarmee de hypotheekklant toestemming<br />

geeft aan de geldverstrekker om alle overige informatie<br />

in voorkomend geval te verstrekken. Die toestemming<br />

moet uiteraard herroepbaar zijn. Daarmee<br />

kan een adviseur gericht adviseren in het geval van bijzondere<br />

omstandigheden (zoals bijvoorbeeld betalingsachterstanden).<br />

De bestaande tekst van artikel 4:20 lid 3 Wft zou<br />

moeten worden aangevuld met een bepaling, waarmee<br />

de adviseur niet langer de vereiste informatie hoeft te<br />

verstrekken, als de klant schriftelijk aan de adviseur<br />

heeft aangegeven die informatie niet meer op prijs te<br />

stellen. n<br />

NR 3 JUNI 20<strong>22</strong> <strong>VVP</strong> | 39

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!