02.05.2013 Views

TRENDS IN SLIBONTWATERING - Stowa

TRENDS IN SLIBONTWATERING - Stowa

TRENDS IN SLIBONTWATERING - Stowa

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Waterschap Scheldestromen (Figuur 37). Voor de jaren 2005 tot en met 2011 correleert een lagere SVI met een<br />

beter ontwateringsresultaat. Met een correlatie-coëfficiënt van 0,4 is de correlatie niet heel sterk. In de periode<br />

voor 2005 is er een geheel andere correlatie. Hier corresponderen hogere SVI’s juist met betere<br />

STOWA 2012-46 <strong>TRENDS</strong> <strong>IN</strong> SLIBONTWATER<strong>IN</strong>G<br />

ontwateringsresultaten, hoewel de correlatie erg zwak is. De overgang tussen de correlaties correspondeert met<br />

de overgang van een hoog naar een laagbelast systeem en de introductie van biologische fosfaatverwijdering.<br />

Voor de 3.3.10 slibontwatering droge stof Walcheren gehalte is voor ook een ontwatering mogelijk verband tussen SVI en polymeerverbruik onderzocht,<br />

maar er werd geen Soms correlatie wordt aangenomen aangetroffen. dat een Voor hoger drie droge locaties stof werd gehalte een voor lichte ontwatering mate van correlatie de ontwatering aangetroffen<br />

tussen PE-verbruik verbetert. en polymeergebruik. Daarom is onderzocht Alleen of voor er inderdaad de slibontwatering een relatie is van te Gendt vinden is tussen de correlatie het ingaande (R<br />

droge stof gehalte en het ontwateringsresultaat. Voor twaalf ontwateringslocaties was hierover<br />

informatie beschikbaar. De data laat zien dat het ingaande droge stof gehalte nauwelijks<br />

een voorspellende waarde heeft voor het droge stof gehalte van de ontwaterde slibkoek en/<br />

of het polymeerverbruik. Figuur 38 geeft als voorbeeld de correlatie voor de slibontwatering<br />

Kralingseveer. Op deze locatie wordt uitgegist slib met centrifuges ontwaterd. Er is onderscheid<br />

gemaakt tussen drie perioden waarbij steeds meer extern slib werd mee ontwaterd.<br />

Door de verschillen in droge stof gehalte van het ingedikte, externe slib varieert ook het droge<br />

stof gehalte naar de slibontwatering.<br />

figuur 38 verband tussen droge stof gehalte naar de ontwatering en het droge stof gehalte van de ontwaterde slibkoek voor<br />

slibontwatering kralingseveer. data op basis van maandgemiddelden. er is onderscheid gemaakt in 3 perioden met<br />

2 =0,76)<br />

sterk. Hier correspondeert een hogere SVI met een hoger polymeerverbruik.<br />

3.3.10 Droge stof gehalte voor ontwatering<br />

Soms wordt aangenomen dat een hoger droge stof gehalte voor ontwatering de ontwatering verbetert. Daarom<br />

is onderzocht of er inderdaad een relatie is te vinden tussen het ingaande droge stof gehalte en het<br />

ontwateringsresultaat. Voor twaalf ontwateringslocaties was hierover informatie beschikbaar. De data laat zien<br />

dat het ingaande droge stof gehalte nauwelijks een voorspellende waarde heeft voor het droge stof gehalte van<br />

de ontwaterde slibkoek en/of het polymeerverbruik. Figuur 38 geeft als voorbeeld de correlatie voor de<br />

slibontwatering Kralingseveer. Op deze locatie wordt uitgegist slib met centrifuges ontwaterd. Er is onderscheid<br />

gemaakt tussen drie perioden waarbij steeds meer extern slib werd mee ontwaterd. Door de verschillen in<br />

droge stof gehalte van het ingedikte, externe slib varieert ook het droge stof gehalte naar de slibontwatering.<br />

droge stof koek (%ds)<br />

verschillende hoeveelheid extern slib<br />

28%<br />

27%<br />

26%<br />

25%<br />

24%<br />

23%<br />

22%<br />

21%<br />

20%<br />

2,0 2,5 3,0 3,5 4,0<br />

ds naar ontwatering (%ds)<br />

Figuur 38: Verband tussen Vooral droge bij stof de slibontwateringen gehalte naar de ontwatering van en Zwolle het droge en stof Deventer gehalte van van de Waterschap ontwaterde slibkoek Groot voor Salland slibontwate werring<br />

Kralingseveer. Data den op basis sterkere van maandgemiddelden. correlaties gevonden Er is onderscheid tussen gemaakt het ingaande in 3 perioden droge met stof verschillende gehalte en hoeveelheid het ontwaterings­<br />

extern slib.<br />

resultaat en polymeerverbruik. Door het waterschap werd zelf ook aangegeven dat zij een<br />

Vooral bij de slibontwateringen van Zwolle en Deventer van Waterschap Groot Salland werden sterkere<br />

sterk verband ervaren. Dit sterkere verband komt volgens hen doordat zij oudere centrifuges<br />

correlaties gevonden tussen het ingaande droge stof gehalte en het ontwateringsresultaat en polymeerverbruik.<br />

hebben waar het ingaande droge stof gehalte een groter effect zou hebben op het ontwate­<br />

Door het waterschap werd zelf ook aangegeven dat zij een sterk verband ervaren. Dit sterkere verband komt<br />

ringsresultaat.<br />

3.4 bedrijfsvoering van de slibontwatering<br />

3.4.1 inleiding<br />

Bij de zes waterschappen die betrokken zijn bij dit onderzoek is gesproken met een ervaren<br />

bedrijfsvoerder van de slibontwatering. Uit de interviews met de bedrijfsvoerders van de zes<br />

betrokken waterschappen blijkt een grote betrokkenheid bij het bedrijven van de installatie.<br />

Drie van de bedrijfsvoerders waren verantwoordelijk voor het bedrijven van één of meer<br />

centrifuges. Twee bedrijfsvoerders waren verantwoordelijk voor een filterpers en één bedrijfsvoerder<br />

voor een bandfilterpers.<br />

Daarnaast is een vragenlijst rondgestuurd naar alle waterschappen om informatie op te<br />

vragen over de bedrijfsvoering van de slibontwatering. In totaal is hiermee van 16 van de<br />

23 waterschappen informatie verkregen over de bedrijfsvoering van in totaal 37 slibontwateringen.<br />

Van deze slibontwateringen ontwaterden er 24 met centrifuges, 6 met zeefbandpersen<br />

en 7 met filterpersen.<br />

46<br />

2004-2008<br />

2008-2011<br />

2002-2004<br />

Pagina 57

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!