TRENDS IN SLIBONTWATERING - Stowa
TRENDS IN SLIBONTWATERING - Stowa
TRENDS IN SLIBONTWATERING - Stowa
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
STOWA 2012-46 <strong>TRENDS</strong> <strong>IN</strong> SLIBONTWATER<strong>IN</strong>G<br />
Tenslotte laat het onderzoek zien dat de invoering van verdergaande stikstofverwijdering bij<br />
een flink aantal locaties bleek samen te vallen met een verslechtering van het ontwateringsresultaat.<br />
Dit leidde meestal tot een lagere droge stofgehalte van de slibkoek (0,51,5 %punt).<br />
Het effect op het polymeerverbruik beperkt zich meestal tot maximaal 10%.<br />
5.1.2 trends in proceskeuzes<br />
In de afgelopen tien jaar zijn er weinig veranderingen te zien in de keuzes voor ontwateringsmethoden.<br />
De relatieve marktaandelen van de verschillende methoden van ontwatering blijven<br />
min of meer gelijk. Bij geen van de methoden is er sprake van een sterke afname van het<br />
droge stof gehalte van de slibkoek. Wel is er bij alle methoden vanaf 2007 een toename van<br />
het polymeer gebruik.<br />
Vanaf 2008 is er een lichte toename te zien van het slibvolume dat vergist is voor ontwatering.<br />
Van 2008 tot en met 2010 neemt het aandeel vergist slib toe van 57% tot 62%. Deze toename<br />
wordt vooral veroorzaakt door een toename van de verwerking van extern slib op centrale<br />
ontwateringslocaties. Er is geen groot verschil te zien in de ontwaterbaarheid van slib bij locaties<br />
die gegist slib verwerken en locaties die ongegist slib verwerken. Bij beide type locaties is<br />
er sprake van een toename van het polymeerverbruik rond 2007.<br />
De CBS gegevens die gebruikt zijn voor dit onderzoek laten zien dat vanaf 2006 het slibvolume<br />
afkomstig van volledige biologische fosfaatverwijdering iets afneemt. In 2007 en 2008<br />
is er wel sprake van een forse toename van rioolwaterzuiveringen dat deels biologische fosfaatverwijdering<br />
en deels chemische fosfaatverwijdering toepast. Het aandeel slib van deze<br />
zuiveringen neemt in korte tijd toe van 20% in 2006 tot 50% in 2010. Deze verandering gaat<br />
ten koste van rioolwaterzuiveringen die volledig chemisch defosfateren. Deze forse verandering<br />
kan een verklaring geven voor het landelijke beeld dat er meer polymeer nodig is voor<br />
de ontwatering van het slib. Niettemin laat het onderzoek zien dat er ook bij zuiveringen<br />
met chemische fosfaatverwijdering een toename van het polymeerverbruik is te constateren.<br />
Dit laat zien dat ook andere invloeden van belang zijn.<br />
In de periode van 2003 – 2006 blijken volgens data van het CBS veel zuiveringen te zijn uitgerust<br />
met aanvullende stikstofverwijdering, meestal een vorm van denitrificatie. Deze maatregelen<br />
leidden bij een groot aantal locaties tot slechtere ontwateringslocaties. Deze maatregelen<br />
werden dus enkele jaren voorafgaand aan de sterkste stijging van het polymeerverbruik<br />
ingevoerd. Toch kunnen deze maatregelen invloed gehad hebben op de latere toename doordat<br />
men soms pas na 12 jaar lijkt te reageren op de verandering door een keuze voor een<br />
ander polymeer. Dit polymeer herstelt dan weer het ontwateringsresultaat, maar vaak wel ten<br />
koste van een hoger verbruik.<br />
5.1.3 trends in de bedrijfsvoering<br />
Het onderzoek laat zien dat er in de bedrijfsvoering van de slibontwatering nauwelijks<br />
nieuwe kennis is of technieken zijn geïntroduceerd. Doorgevoerde verbeteringen betreffen<br />
vooral optimalisaties van bestaande machines of bijvoorbeeld het zorgen voor meer stabiliteit<br />
in bedrijfsvoering. Nieuwe vormen van procesregeling of methoden voor de karakterisering<br />
van de ontwaterbaarheid van slib worden nauwelijks toegepast. Ook is weinig kennis beschikbaar<br />
over het gebruikte polymeer, de benodigde rijpingstijd en de relatie met de eigenschappen<br />
van het te ontwateren slib.<br />
69