Milieuhandhavingsrapport 2010 (5,1 MB) - Lne.be
Milieuhandhavingsrapport 2010 (5,1 MB) - Lne.be
Milieuhandhavingsrapport 2010 (5,1 MB) - Lne.be
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
94<br />
Medio april 2005 was er nog steeds geen biologische<br />
waterzuivering, nodig voor het <strong>be</strong>halen van de normen<br />
voor lozing op oppervlaktewater, aanwezig. Er was wel<br />
al een overeenkomst getekend met een firma voor de<br />
bouw van een biologische waterzuivering. Bedoeling was<br />
om in eerste instantie een mobiele pilootinstallatie (met<br />
<strong>be</strong>luchtingscontainers) te plaatsen die gedurende 2 à 3<br />
maanden een deel van de afvalwaterstroom zou zuiveren.<br />
Na deze proefperiode moest er dan een definitieve waterzuivering<br />
gebouwd worden. De dimensionering stelde<br />
echter problemen, omdat kennis over influentdebiet<br />
en influent<strong>be</strong>lasting ontbrak. Mi rapporteerde hierover<br />
schriftelijk aan de deputatie van de provincie en aan het<br />
Openbaar Ministerie op 19 april 2005. MI <strong>be</strong>vestigde haar<br />
verzoek tot schorsing van de vergunning.<br />
De mobiele pilootinstallatie kwam er dan uiteindelijk<br />
toch op 9 mei 2005. Met deze installatie was het<br />
haalbaar om ongeveer de helft van het influent<br />
te zuiveren. De exploitant liet via de<br />
leverancier van de waterzuiveringsinstallatie<br />
monsters nemen van het<br />
effluent. Uit de analyseresultaten<br />
bleek dat het effluent niet voldeed<br />
aan de norm voor totaal<br />
fosfor. Bij deze eerste <strong>be</strong>monstering<br />
van de pilootinstallatie<br />
werden niet alle in de vergunning<br />
opgenomen parameters<br />
gemeten. MI herhaalde daarom<br />
nogmaals het verzoek tot schorsing<br />
van de vergunning aan de Deputatie.<br />
Op 24 juni 2005 werd in opdracht van<br />
de exploitant een nieuwe <strong>be</strong>monstering uitgevoerd.<br />
Opnieuw overschreed het effluent de lozingsnormen<br />
voor CZV, BZV en zwevende stoffen. Ook bij<br />
deze <strong>be</strong>monstering werden een aantal lozingsparameters<br />
niet geanalyseerd.<br />
Op 3 augustus 2005 gaf de exploitant tekst en uitleg over<br />
de werking van de pilootwaterzuivering en over zijn intenties<br />
voor het aanvragen van de vereiste vergunningen<br />
voor de definitieve waterzuivering. Er werd overeengekomen<br />
dat tegen 15 septem<strong>be</strong>r 2005 de milieu- en bouwvergunningen<br />
voor de definitieve waterzuivering zouden<br />
zijn aangevraagd.<br />
Op 17 novem<strong>be</strong>r 2005 kreeg de deputatie van de provincie<br />
nogmaals informatie over de actuele toestand.<br />
Uit onderzoek was namelijk gebleken dat de pilootwaterzuivering<br />
was ontworpen uitgaande van andere, veel<br />
soepeler normen dan welke vermeld staan in de Vlarem<br />
- <strong>Milieuhandhavingsrapport</strong> <strong>2010</strong> van de afdeling Milieu-inspectie<br />
II-bijlage 5.3.2 punt 36 – lozing in oppervlaktewater. Zo<br />
vroeg men bv. voor de parameter BZV een norm aan van<br />
400 mg/l, i.p.v. de sectoraal voorziene 50 mg/l. Dit <strong>be</strong>tekende<br />
dat de <strong>be</strong>staande pilootwaterzuivering opnieuw<br />
gedimensioneerd moest worden. Er moest ook een herdimensionering<br />
van de definitieve waterzuivering komen,<br />
waardoor de aanvraag van de milieuvergunning voor de<br />
definitieve waterzuivering vertraging opliep en nog niet<br />
kon worden ingediend.<br />
Op 17 februari 2006 bleek tijdens een inspectie<strong>be</strong>zoek<br />
dat de pilootproefzuivering slechts een deel van het afvalwater<br />
zuiverde, dat de lozingsnormen voor tankreinigers<br />
hoegenaamd niet werden nageleefd, dat de sectorale<br />
wetgeving voor afvalverwerkers evenmin werd<br />
opgevolgd en dat er veel tijd verloren ging door het<br />
gebrekkig gevoerde vooronderzoek. Doordat de pilootinstallatie<br />
totaal ongeschikt was om na te gaan of<br />
het normenkader bij een definitieve installatie<br />
kon gerespecteerd worden, was ze<br />
onbruikbaar voor het dimensioneren<br />
van zo’n definitieve zuiveringsinstallatie.<br />
Op vraag van de gedeputeerde<br />
voor leefmilieu vond er op 21<br />
februari 2006 een overlegvergadering<br />
plaats met de provinciale<br />
overheid. Er was discussie<br />
over de interpretatie van art.<br />
5.2.2.9.3 van Vlarem II : “de exploitant<br />
van een inrichting voor<br />
het reinigen van recipiënten moet<br />
<strong>be</strong>schikken over een voldoende uitgebouwde<br />
waterzuivering om de bij het<br />
reinigen vrijkomende afvalwaters te zuiveren<br />
om in alle omstandigheden aan de lozingsnormen<br />
geldend voor het lozen in oppervlaktewateren te<br />
voldoen.” De deputatie van de provincie leek te twijfelen<br />
aan de geldigheid van deze lozingsnormen als (zoals het<br />
de <strong>be</strong>doeling is van de exploitant) het effluent van de interne<br />
reiniging gebruikt werd als waswater voor externe<br />
reiniging. MI verduidelijkte nogmaals haar visie.<br />
Op 5 april 2006 sprak de correctionele rechtbank recht<br />
lastens het <strong>be</strong>drijf, n.a.v. de processen-verbaal opgesteld<br />
door MI. Het <strong>be</strong>drijf kreeg een exploitatieverbod. Pas als<br />
het <strong>be</strong>drijf alle noodzakelijke vergunningen verkregen<br />
had, mocht het zijn activiteiten verderzetten. De zaakvoerder<br />
kreeg daarenboven een celstraf van tien maanden<br />
met uitstel en een boete van 20.000 €. Het <strong>be</strong>drijf<br />
moest een boete van 100.000 € <strong>be</strong>talen. Tegen dit vonnis<br />
stelde de zaakvoerder <strong>be</strong>roep in.