30.10.2013 Views

AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

2520 HOF VAN CASSATIE 13.<strong>12</strong>.05 - Nr. 667<br />

de regeling als volgt worden uitgelegd:<br />

1. Ook al schreef de decreetgever het vermoeden van vergunning neer in bepalingen die<br />

ogenschijnlijk alleen de opmaak van het ontwerp van vergunningenregister (art. 191) en<br />

het vergunningenregister (art. 96) betreffen, is het niettemin duidelijk dat de decreetgever<br />

beoogde de constructies die onder het toepassingsgebied van het vermoeden van<br />

vergunning vallen, gelijk te stellen aan vergunde constructies.<br />

Wordt deze oplossing niet aangenomen, dan ontstaat een totaal onwenselijke toestand<br />

waarbij voor de vergunningenpraktijk een gebouw als vergund wordt beschouwd terwijl<br />

voor de handhaving het gebouw als niet-vergund wordt aangemerkt.<br />

2. Het vermoeden van vergunning is dan ook een regel met materieelrechtelijke<br />

draagwijdte die onafhankelijk van het (ontwerp van) vergunningenregister geldt.<br />

Het feit dat nog geen (ontwerp van) vergunningenregister werd opgemaakt, staat<br />

bijgevolg aan de toepasselijkheid van het vermoeden van vergunning niet in de weg.<br />

Wordt deze oplossing niet aangenomen, dan zou een niet te rechtvaardigen onderscheid<br />

bestaan naar gelang een gemeente vroeger of later de opmaak van het (ontwerp van)<br />

vergunningenregister heeft voltooid.<br />

3. In de toekomst, nadat het (ontwerp van) vergunningenregister werd opgemaakt, zal<br />

wellicht moeten worden aangenomen dat de afwezigheid of opname van het vermoeden<br />

van vergunning in het (ontwerp van) vergunningenregister geen bindend karakter heeft.<br />

De benadeelde van een stedenbouwmisdrijf en (wellicht ook) de gewestelijk<br />

stedenbouwkundig inspecteur hoeven zich niet door de beoordeling door de gemeente<br />

gebonden te voelen.<br />

De vraag kan zelfs rijzen of het college van burgemeester en schepenen gebonden is<br />

door de vermeldingen in het register. 3<br />

Conclusie.<br />

In het eerste onderdeel voert de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur aan dat het<br />

vermoeden van vergunning alleen geldt wanneer het vermoeden is opgenomen in het<br />

(ontwerp van) vergunningenregister.<br />

In het tweede onderdeel voert deze eiser aan, op grond van het beginsel van de vrije<br />

beoordeling in strafzaken, dat de strafrechter niet gebonden is door het feit dat aan de<br />

voorwaarden is voldaan voor opname van de vermelding van het vermoeden van<br />

vergunning in het vergunningenregister, noch door het feit dat het vermoeden in het<br />

register werd vermeld: de strafrechter zou in alle vrijheid moeten kunnen nagaan “of het<br />

stedenbouwmisdrijf al dan niet bewezen is, en inzonderheid om in alle vrijheid te<br />

3 Krachtens de art. 98 en 191, § 1, laatste lid, is het college verantwoordelijk voor de<br />

overeenstemming van het (eerste) vergunningenregister met de erin opgenomen stukken.<br />

Art. 98 werd geschreven nog voordat van een vermoeden van vergunning sprake was. Indien de<br />

decreetgever art. 98 zou hebben geschreven met kennis van het bestaan van een vermoeden, zou hij<br />

misschien het college verantwoordelijk hebben gesteld voor de juistheid van de erin vermelde<br />

gegevens.<br />

Art. 191, § 1, werd echter gewijzigd nadat van een vermoeden al sprake was en de<br />

verantwoordelijkheid bleef beperkt tot de overeenstemming met de opgenomen “stukken”.<br />

Voor het oorspronkelijke art. 98 werd erop gewezen dat de “overheidsaansprakelijkheid (cf. art. 1382<br />

Burgerlijk wetboek)” een rol speelt (A. Desmet en S. Desmet, Het nieuwe decreet houdende de<br />

organisatie van de ruimtelijke ordening, 548). Er werd niet voorgehouden dat de vermeldingen van<br />

het vergunningenregister bindend zijn. Dat op grond van de gemeenrechtelijke aansprakelijkheid zou<br />

moeten worden aangenomen dat een derde, bij wijze van herstel in natura, gerechtigd is op een<br />

behandeling alsof de vermeldingen in het vergunningenregister correct zijn, zou de toepasselijkheid<br />

van stedenbouwkundige voorschriften totaal afhankelijk maken van een gemeentelijk<br />

gegevensbestand. Zo een oplossing zou dan ook onwenselijk zijn.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!