AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 657 - 9.<strong>12</strong>.05 HOF VAN CASSATIE 2467<br />
ving inzake wegen;<br />
- voor zoveel als nodig, het artikel 274 van de nieuwe gemeentewet, gecoördineerd bij<br />
het koninklijk besluit van 24 juni 1988, zoals het voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest<br />
is gewijzigd door artikel 34, 1°, van de Brusselse ordonnantie van 17 juli 2003 tot wijziging<br />
van de nieuwe gemeentewet.<br />
Aangevochten beslissingen en redenen<br />
Het arrest beslist dat het litigieuze stuk grond eigendom is gebleven van de [eerste<br />
verweerster], ook al is het bij koninklijk besluit van 24 maart 1969 ingedeeld bij de<br />
"Rijkswegen" (thans "grote wegen" genaamd) op de volgende gronden :<br />
"a) De partijen betwisten niet dat, ten gevolge van het koninklijk besluit van 24 maart<br />
1969 waarbij de Van Volxemlaan, de Tweede Britse Legerboulevard en de Hallestraat<br />
(tussen de Katangastraat en de Waterstraat), die op het grondgebied van de [eerste<br />
verweerster] liggen, ingedeeld zijn bij de Rijkswegen, die wegen, welke tot dan gemeentewegen<br />
waren, tot de rijkswegen zijn gaan behoren. Zij betwisten evenmin dat de [eerste<br />
verweerster] in elk geval tot dat ogenblik eigenaar was van de grond waarop die wegen<br />
liggen.<br />
Het geschil heeft in de eerste plaats betrekking op de vraag of genoemd besluit waarbij<br />
een gemeenteweg bij de Rijkswegen werd ingedeeld tot gevolg heeft gehad dat de<br />
eigendom van de grond van de [eerste verweerster] op de Staat is overgegaan. Ingeval de<br />
Staat in 1969 eigenaar geworden is van de grond waarop de weg ligt, ontstaat een tweede<br />
geschil, namelijk of de [eerste verweerster] opnieuw eigenares van de grond geworden is<br />
op het ogenblik van de latere verandering van bestemming van de weg, zodat de ruil van<br />
gronden met Volkswagen in 1984 betrekking had op andermans zaak dan wel of de Staat<br />
eigenaar van die grond gebleven is ook al was de bestemming van de weg veranderd, in<br />
welk geval de ruil regelmatig zou zijn.<br />
b) [Eiser] voert zowel de letter als de parlementaire voorbereiding en de geest van de<br />
wet van 9 augustus 1948 houdende wijziging van de wetgeving inzake wegen aan om te<br />
betogen dat 'de indeling zomaar vanzelf gebeurt' en dat 'de eigendom de indeling volgt',<br />
dat dus in casu de indeling van de weg onder de grote wegen en de gevolgen ervan ingetreden<br />
zijn ongeacht het door de gemeente ingenomen standpunt en dat de overdracht van<br />
de eigendom ten voordele van de Staat zomaar het gevolg is van de indeling.<br />
De [eerste verweerster] verklaart dat eigendomsoverdracht enkel mogelijk is ofwel door<br />
de wil van de eigenaar, ofwel als een gevolg van de wet, wat in casu niet het geval is.<br />
Enerzijds immers heeft de [eerste verweerster] zich uitdrukkelijk verzet tegen de eigendomsoverdracht;<br />
anderzijds echter, terwijl artikel 1 van de wet van 9 augustus 1948<br />
uitdrukkelijk bepaalt dat de eigendom van de bij de Rijkswegen ingedeelde provinciewegen<br />
kosteloos overgaat op de Staat, bepaalt artikel 3 niet dat eigendomsoverdracht<br />
plaatsvindt als een gemeenteweg bij de Rijkswegen wordt ingedeeld.<br />
c) Artikel 76, 7°, van de gemeentewet van 30 maart 1836, dat een reactie was op het<br />
Nederlandse centralisme, kende aan de gemeenten de bevoegdheid toe te bepalen welke<br />
verkeerswegen deel uitmaakten van de grote wegen; artikel 3 van de wet van 9 augustus<br />
1948 heeft die bepaling gewijzigd en de regeling ervan omgekeerd door aan de Koning de<br />
bevoegdheid toe te kennen de grote wegen aan te wijzen in de stedelijke gebieden (artikel<br />
274 van de nieuwe gemeentewet).<br />
Artikel 1 van de wet van 1948 waarbij artikel 78 van de provinciewet van 30 april 1836<br />
wordt gewijzigd, bepaalt dat de door de Koning geregelde indeling van de wegen tussen<br />
de Staat en de provincie 'kosteloze toewijzing medebrengt van de eigendom van bedoelde<br />
wegen'. Artikel 3, tweede lid, van voornoemde wet bepaalt dat 'de Koning de grote wegen<br />
bepaalt in de doortocht der steden en der aaneengebouwde gedeelten der plattelandsgemeenten<br />
na het advies van de gemeenteraad en van de bestendige deputatie te hebben