AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 649 - 6.<strong>12</strong>.05 HOF VAN CASSATIE 2445<br />
Overwegende dat artikel 4, eerste lid, Wet Bescherming Maatschapij bepaalt<br />
dat het openbaar ministerie en de verdachte of zijn advocaat hoger beroep<br />
kunnen instellen tegen de beslissing, waarbij de inobservatiestelling wordt gelast<br />
of geweigerd;<br />
Dat artikel 4, tweede lid, stelt: "Het hoger beroep wordt ingesteld en uitgewezen<br />
overeenkomstig de artikelen 19 en 20 van de wet van 20 april 1874";<br />
Overwegende dat artikel 19 van de wet van 20 april 1874 het recht op hoger<br />
beroep erkende;<br />
Dat artikel 20 van de vermelde wet de termijn voor het instellen van hoger<br />
beroep bepaalde en de verdere rechtspleging regelde;<br />
Overwegende dat de wetgever met artikel 4, eerste lid, Wet Bescherming<br />
Maatschappij uitdrukkelijk het bestaan van het hoger beroep bevestigt, terwijl hij<br />
de oude procedureregels daarvoor opheft;<br />
Dat evenwel, bij analogie, voor dit hoger beroep de termijn en de rechtspleging<br />
van artikel 30 Wet Voorlopige Hechtenis moeten worden toegepast;<br />
Dat het onderdeel faalt naar recht;<br />
2. Tweede onderdeel<br />
Overwegende dat artikel 30, § 3, Wet Voorlopige Hechtenis bepaalt: "Over het<br />
hoger beroep wordt uitspraak gedaan met voorrang boven alle andere zaken, het<br />
openbaar ministerie, de verdachte, de beklaagde of de beschuldigde en zijn<br />
raadsman gehoord.<br />
De verdachte blijft in hechtenis totdat over het hoger beroep is beslist, voor<br />
zover dit geschiedt binnen vijftien dagen nadat het beroep is ingesteld; de<br />
verdachte wordt in vrijheid gesteld als de beslissing niet gewezen is binnen die<br />
termijn";<br />
Overwegende dat artikel 30, § 3, tweede lid, Wet Voorlopige Hechtenis geen<br />
bestaansreden heeft wanneer, zoals hier, de verdachte niet van zijn vrijheid is<br />
benomen;<br />
Dat het onderdeel faalt naar recht;<br />
B. Ambtshalve onderzoek van de beslissing op de strafvordering<br />
Overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven<br />
rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is<br />
gewezen;<br />
OM DIE REDENEN,<br />
HET HOF,<br />
Verwerpt het cassatieberoep;<br />
Veroordeelt eiser in de kosten.<br />
6 december <strong>2005</strong> – 2° kamer – Voorzitter: de h. Forrier, afdelingsvoorzitter – Verslaggever:<br />
de h.Huybrechts – Gelijkluidende conclusie van de h. Duinslaeger, advocaat-generaal<br />
– Advocaat: mr. W. Van Steenbrugge, Gent.