AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 694 - 23.<strong>12</strong>.05 HOF VAN CASSATIE 2641<br />
Nr. 694<br />
1° KAMER - 23 december <strong>2005</strong><br />
PAND - HANDELSZAAK - BORGTOCHT. BANK - KREDIET AAN EEN DERDE - GELDIGHEID<br />
Een handelszaak kan niet in pand worden gegeven als zekerheid voor een borgtocht die<br />
aan een bank is verleend voor het door haar aan een derde verstrekte krediet. (Art. 7,<br />
Wet 25 okt. 1919; Art. 2, K.B. <strong>12</strong> feb. 1936)<br />
(T. e.a. T. CBC BANK n.v.)<br />
ARREST (vertaling)<br />
(A.R. C.04.0613.F)<br />
I. Bestreden beslissing<br />
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest, dat op 25 juni 2004 is gewezen<br />
door het Hof van Beroep te Bergen.<br />
II. Rechtspleging voor het Hof<br />
Raadsheer Christine Matray heeft verslag uitgebracht.<br />
Advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster heeft geconcludeerd.<br />
III. Middelen<br />
De eisers voeren twee middelen aan :<br />
1. Eerste middel<br />
Geschonden wettelijke bepalingen<br />
het artikel 7 van de wet van 25 oktober 1919 betreffende het inpandgeven van een<br />
handelszaak, het endossement en het in pand geven van de factuur alsmede de aanvaarding<br />
en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen, waarvan de<br />
titel is gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 282 van 30 maart 1936 (zoals die wet van<br />
kracht was voor de wijziging ervan bij artikel 132, 1°, van de wet van 22 maart 1993 op<br />
het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen);<br />
het artikel 2 van het koninklijk besluit van <strong>12</strong> februari 1936 betreffende de toelating<br />
van kredietinstellingen, gemachtigd om beroepskrediet te verstrekken ten bate van de<br />
kleine burgerij in handel en nijverheid (voor de opheffing van dat koninklijk besluit na de<br />
wijziging van artikel 7 van voormelde wet van 25 oktober 1919 door artikel 132, 1°, van<br />
voormelde wet van 22 maart 1993).<br />
Aangevochten beslissingen en redenen<br />
Het bestreden arrest stelt vast dat "(verweerster), bij akte van 18 maart 1991, aan<br />
(eiseres sub 6) een aanvullende kredietopening van 20 miljoen frank heeft toegestaan op<br />
voorwaarde dat zij (haar) handelszaak in eerste rang in pand zou geven tot waarborg van<br />
de betaling van alle bedragen die zij haar uit welken hoofde ook verschuldigd was of<br />
verschuldigd zou zijn; dat genoemd pand dezelfde dag werd ingeschreven op het hypotheekkantoor<br />
te Charleroi; dat (verweerster) trouwens op 23 september 1992 ermee heeft<br />
ingestemd de kredieten die zij aan de naamloze vennootschap Marci Frais International<br />
had verstrekt te brengen op 33.495.660 BEF in plaats van op 24.495.660 BEF, mits<br />
(eiseres sub 6) zich met name hoofdelijk en ondeelbaar borg zou stellen tot beloop van<br />
9.000.000 BEF; dat die borgtocht bij akte van 9 september 1993 werd aangevuld met een<br />
borgtocht van 11.000.000 BEF; dat de naamloze vennootschap Marci Frais International<br />
failliet verklaard werd op 3 november 1993"; dat verweerster, na eiseres sub 6 te hebben