AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nr. 667 - 13.<strong>12</strong>.05 HOF VAN CASSATIE 2521<br />
oordelen of de bewuste constructie al dan niet vergunningsplichtig is en of er al dan niet<br />
een vergunning werd verleend”.<br />
Dat de strafrechter niet gebonden is door de vermelding in het vergunningenregister is<br />
correct, maar m.i. is hij wel gebonden door het feit dat is voldaan aan de voorwaarden<br />
opdat in het vergunningenregister het vermoeden van vergunning zou worden<br />
opgenomen. Het vermoeden van vergunning is immers een regel met een<br />
materieelrechtelijke draagwijdte.<br />
Beide onderdelen falen bijgevolg naar recht.<br />
Er bestaat geen aanleiding tot het stellen van de prejudiciële vraag die eiser voorstelt.<br />
Het antwoord van het Arbitragehof op de prejudiciële vraag is immers niet onontbeerlijk<br />
om uitspraak te doen. Ook wanneer het Arbitragehof van oordeel zou zijn dat de<br />
aangevoerde verschillende behandeling een schending van het gelijkheidsbeginsel zou<br />
inhouden, kan deze prejudiciële beslissing niet bewerkstelligen dat de beklaagde die<br />
krachtens de bekritiseerde bepaling het vermoeden van vergunning kan aanvoeren, zich<br />
niet meer op dat vermoeden zou kunnen beroepen zodat hij bijgevolg aan het ten laste<br />
gelegde stedenbouwmisdrijf schuldig zou moeten worden bevonden.<br />
ARREST<br />
(A.R. P.05.0891.N)<br />
I. Bestreden beslissing<br />
De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest, op 25 mei <strong>2005</strong> gewezen<br />
door het Hof van Beroep te Antwerpen, correctionele kamer.<br />
II. Rechtspleging voor het Hof<br />
Raadsheer Etienne Goethals heeft verslag uitgebracht.<br />
Procureur-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.<br />
III. Cassatiemiddelen<br />
De eisers stellen in een memorie een middel voor. Die memorie is aan dit<br />
arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.<br />
IV. Beslissing van het Hof<br />
1. Onderzoek van het middel<br />
1. Eerste onderdeel<br />
Overwegende dat uit de artikelen 96, § 4, tweede lid, en 191, § 1, zesde lid,<br />
Stedenbouwdecreet 1999, zoals gewijzigd door de decreten van 4 juni 2003 en<br />
21 november 2003, volgt dat constructies waarvan door enig bewijsmateriaal<br />
wordt aangetoond dat ze gebouwd zijn na de inwerkingtreding van de wet van 29<br />
maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw,<br />
maar die dateren van vóór de allereerste, definitieve vaststelling van het<br />
gewestplan waarbinnen zij gelegen zijn, vermoed worden te zijn vergund indien<br />
de overheid niet kan aantonen door enig bewijsmateriaal, behoudens getuigenverklaringen,<br />
zoals door middel van een goedgekeurd bouwplan, een procesverbaal<br />
of een bezwaarschrift, dat de constructie in overtreding werd opgericht;<br />
Dat uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 4 juni 2003 blijkt<br />
dat de door de vermelde artikelen bedoelde vermelding in het vergunningenregister<br />
of het ontwerp ervan "dat er een vermoeden bestaat dat de constructie als