30.10.2013 Views

AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 12 2005 (PDF, 1.18 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Nr. 692 - 22.<strong>12</strong>.05 HOF VAN CASSATIE 2637<br />

koop-verkoop is maar een aannemingsovereenkomst.<br />

In het licht hiervan is het dan ook aannemelijk dat architect G. (eiser), in strijd met de<br />

werkelijkheid, aparte overeenkomsten met betrekking tot zijn opdracht liet tekenen door<br />

de bouwheren zoals D. beweert en zoals bevestigd wordt door makelaar L. in een document<br />

van 5 april 2002.<br />

De betichting, in zover betrekking hebbend op de handelwijze van architect G. (eiser)<br />

in verband met de bouwwerken (9) op de verkaveling te Herent is dan ook gegrond. Door<br />

zich rechtstreeks door de aannemer te laten betalen heeft hij (eiser) zijn onafhankelijkheid<br />

prijs gegeven.<br />

Een schorsing van 4 maanden is passend rekening houdend met de gedeeltelijke<br />

gegrondheid van de betichting en de ernst van de feiten" (bladzijde 5-6 bestreden<br />

sententie).<br />

Grieven<br />

1. Eenieder heeft bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen het<br />

recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn,<br />

door een onafhankelijk en onpartijdige rechterlijke instantie die bij wet is ingesteld<br />

(artikel 6.1 van het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de<br />

mens en de fundamentele vrijheden, goedgekeurd bij Wet van 13 mei 1955).<br />

Het recht op een eerlijk proces, dat ook in tuchtzaken geldt, impliceert tevens dat de<br />

rechtsonderhorige kennis heeft van de precieze feiten die hem ten laste worden gelegd en<br />

over de mogelijkheid beschikt hiertegen zijn verweermiddelen aan te voeren.<br />

2. De raad van beroep stelt vast dat de betichting welke verwijst naar projecten van de<br />

bouwheer D. onnauwkeurig was aangezien D. met betrekking tot de 9 bouwwerken gerealiseerd<br />

in de verkaveling te Herent niet als bouwheer maar enkel als verkavelaar optrad,<br />

en verklaart de betichting vervolgens gegrond in zoverre zij betrekking had op het<br />

optreden van eiser in verband met de bouwwerken op de verkaveling te Herent.<br />

Met deze overwegingen en vaststelling oordeelt de raad van beroep in wezen dat,<br />

hoewel de betichting onnauwkeurig was in zoverre zij verwijst naar projecten van bouwheer<br />

D. terwijl deze enkel voor het project van het appartementsgebouw te Erps-Kwerps<br />

optrad als bouwheer en niet met betrekking tot de negen woningen op de verkaveling te<br />

Herent, deze onnauwkeurigheid geen schending van artikel 6 van het Verdrag van 4<br />

november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,<br />

goedgekeurd bij Wet van 13 mei 1955 en het daarin vervatte recht op een eerlijk<br />

proces oplevert en er bijgevolg niet aan in de weg staat dat de raad van beroep dit onderdeel<br />

van de tenlastelegging bewezen verklaart en vervolgens op basis hiervan een tuchtstraf<br />

van 4 maanden schorsing oplegt.<br />

3. Uit de vaststellingen en overwegingen van de raad van beroep blijkt dat de tenlastelegging<br />

enkel verwijst naar projecten waarvoor de NV D. als bouwheer optrad en de NV<br />

D. in het project binnen de verkaveling te Herent enkel tussenkwam als verkavelaar.<br />

De raad van beroep kon de tenlastelegging in zoverre zij verwijst naar de negen<br />

woningen te Herent, bijgevolg niet met overname van de motieven uit de sententie van 26<br />

januari 2004 van de raad van de Orde van de provincie Limburg waardoor de raad van<br />

beroep zich deze beslissing eigen maakt, bewezen verklaren zonder miskenning van het<br />

recht op een eerlijk proces en het algemeen rechtsbeginsel van het recht op verdediging nu<br />

deze tenlastelegging enkel verwijst naar projecten waarvoor de NV D. als bouwheer<br />

optrad en blijkens de vaststellingen van de raad van beroep onnauwkeurig werd geformuleerd<br />

(schending van de artikelen 1 en 6.1 van het Verdrag van 4 november 1950 tot<br />

bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, goedgekeurd bij<br />

Wet van 13 mei 1955 en van het algemeen rechtsbeginsel van het recht op verdediging).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!