Groene Hart met landbouw naar een hoger peil? Over de ... - LEI

More documents

Recommendations

Info

edraagt circa 12 ha (Natuurwijzer, 2001). Het hoogteverschil van 1,5 m komt neer op een bodemdaling van gemiddeld 30 cm per eeuw. Het verschil tussen de voor- en de achterzijden van de ontginningseenheden is kenmerkend voor de slagenverkavelingen (zie kaart 5.4). De boerderijen zijn aan de voorzijden van de slagen gelegen, langs de wegen (en waterlopen). Het zijn de lijnvormige ontginnings- of occupatieassen. Er wordt ook wel gesproken van boerderijlinten. De gronden die het verst van de boerderijen waren gelegen werden vroeger extensief gebruikt. Het waren de meest rustige delen van het gebied. Een aantal van de ontginningsblokken wordt aan de achterzijde begrensd door een houtkade. In oost-westrichting betreft dat de Rietveldse Kade, de Meijekade, en de Noordzijdskade. De Noordzijdskade sluit aan op de Horntak. De Hazekade is niet aan de achterzijde maar langs de zijkant van de opstrekkende verkaveling gelegen. Deze kade diende waarschijnlijk om het afstromende water richting de Meijepolder te keren. Dergelijke kades worden zijdwendes genoemd (De Jongh et al., 1987). De meeste ontginningsblokken in het studiegebied hebben slagen met verschillende lengten. Alleen de polder Hoogenbroek kende slagen van ongeveer gelijke lengte (circa 2,5 km). De lengten kunnen sterk verschillen. De langste liggen in Polder de Bree. Zij zijn bijna 3 km lang. Op de verschillende typen verkavelingen, zoals de zogeheten copeverkavelingen, wordt hier verder niet ingegaan. Daarvoor wordt verwezen naar de eerder vermelde literatuur. In de meeste ontginningsblokken is de hoofdopzet nog in tact. Alleen in het noordoostelijke deel van het studiegebied heeft enige decennia geleden boerderijverplaatsing plaatsgevonden, met name langs de Oude Meije. In die gebieden is de historische indeling in voor- en achterzijden veranderd. Cultuurhistorische gaafheid en cultuurhistorische waardering In het artikel 'Een retraiteruimte voor de Randstad, cultuurhistorisch-recreatieve impulsen voor het Groene Hart' (During et al., 1998) is een afbeelding opgenomen, waarop in kilometerhokken de gaafheid van de historisch-geografische landschappen is weergegeven. De noordelijke rand van het studiegebied is daarop als 'vrij gaaf', het middengebied als 'gaaf' en de zuidelijke rand - de lijn Bodegraven-Woerden - als 'weinig gaaf' aangeduid. In de cultuurhistorische waardering van het Groene Hart wordt het gehele studiegebied gerekend tot de gebieden met 'topkwaliteit' (Borger et al., 1997). De opbouw van de bodem heeft een grote rol gespeeld bij de ontginning van het gebied (zie kaart 5.5). Het studiegebied is te beschouwen als een veenvlakte, die wordt omsloten door een rivier en een veenstroom, respectievelijk de Oude Rijn en de Meije met de Oude Meije (De Bont, 1991). In deze figuur is de bodemopbouw op een vereenvoudigde wijze weergegeven (Bodemkaart van Nederland - blad 31 West Utrecht, 1969). Langs de oevers van de Oude Rijn en de Meije hebben zich (op het veen) dikke kleilagen afgezet. Deze afzettingen stammen uit de tijd, dat de Oude Rijn nog een vrij stromende rivier was, die in open verbinding stond met de Noordzee. De afzetting langs de Meije hing samen met de getijdenwerking van de rivier. Bij hoog water kon klei worden afgezet en bij laag water kon overtollig water uit het gebied worden afgevoerd. Deze oe- 98
verstroken waren het meest aantrekkelijk voor de eerste ontginners van het gebied in de middeleeuwen. Het hart van het studiegebied wordt gevormd door bosveen en eutroof broekveen. Daarnaast komen er bij Zegveld en Lagebroek gronden met zogeheten toemaakdekken voor. In die gebieden heeft men bagger uit de sloten gebruikt als bemesting. Hierdoor zijn in deze gebieden veel brede sloten ontstaan. In het meest noordoostelijke deel, het verst van de rivier verwijderd, komt op twee plaatsen het minder voedselrijke zeggeveen voor. Kaart 5.5 Bodemopbouw (vereenvoudigde weergave) Kaart 5.6 Globale aanduiding van de maaivelddaling 99
Page 1 and 2:
Groene Hart met landbouw naar een h
Page 3:
Groene Hart met landbouw naar een h
Page 6 and 7:
4. Toekomstconcepten voor verkennen
Page 8 and 9:
Er is intensief overleg gevoerd tus
Page 10 and 11:
De studie volgt een getrapte benade
Page 12 and 13:
Praktijkonderzoek Zegveld) en hoe h
Page 14 and 15:
Box S.1 Proeve tot uitwerking van d
Page 16 and 17:
Box S.4 Proeve tot uitwerking van d
Page 18 and 19:
Tabel S.1 Zes opties voor beleid Sy
Page 21 and 22:
1. Inleiding 1.1 Profiel van een Ve
Page 23 and 24:
Landschappelijke eenheden, maar nie
Page 25 and 26:
Landbouw op veengrond kan alleen we
Page 27 and 28:
Een generiek peil betekent overigen
Page 29 and 30:
1.5 Zes onderzoeksvragen Het doel v
Page 31 and 32:
- De studie is een voorbeeld van in
Page 33 and 34:
gewoonlijk veel beter voor grazend
Page 35 and 36:
om aan scherpere Minas-normen te vo
Page 37 and 38:
Tabel 2.4 Gemiddelde (extra) opbren
Page 39 and 40:
Gebiedsafbakening als in Randstadst
Page 41 and 42:
Tabel 2.6 Enkele indicaties voor de
Page 43 and 44:
is betrekkelijk klein ten opzichte
Page 45 and 46:
Tabel 2.8 Gezinsinkomen in guldens
Page 47 and 48: voederwaarde per hectare maar is di
Page 49 and 50: varianten (koeien afstoten, en melk
Page 51 and 52: (integratiegerichte versus producti
Page 53 and 54: spelen. De risico's voor een goed b
Page 55 and 56: gewenste activiteiten in hun bedrij
Page 57 and 58: wordt het om op een hoger slootpeil
Page 59 and 60: 2.6 Conclusies - De melkveebedrijve
Page 61 and 62: Indicator 1: mate waarin peilverhog
Page 63 and 64: 3.2.2 Economische kwaliteit (het 'j
Page 65 and 66: tochten per kano, roei- of fluister
Page 67 and 68: denbouw is aanmerkelijk goedkoper d
Page 69 and 70: Effecten peilverhoging op korte ter
Page 71 and 72: 4. Toekomstconcepten voor verkennen
Page 73 and 74: A) Gebiedsconcepten Eigenweide B) I
Page 75 and 76: medegebruikers veelal uiterst laag
Page 77 and 78: dat er instituties nodig zijn voor
Page 79 and 80: 4.4 Technologiegerichte oplossingsr
Page 81 and 82: handhaven van melkveehouderij kan e
Page 83 and 84: stadslandbouw goede mogelijkheden b
Page 85 and 86: 4.8 Nabeschouwing Toekomstontwerp a
Page 87 and 88: 'zuivelproducten' zou voor Veenweid
Page 89 and 90: edrijven. Contra waar deze inpasbaa
Page 91 and 92: asis van resultaatbeloning). Hoe ha
Page 93 and 94: Kaart 5.1 Begrenzing van het studie
Page 95 and 96: wordt er hier niet onder verstaan.
Page 97: g de polder Hoogenbroek (met lintbe
Page 101 and 102: Over maaivelddaling zijn de volgend
Page 103 and 104: Kaart 5.9 Ruimtelijke opbouw (visue
Page 105 and 106: Kaart 5.10 Percentage nevenberoepsb
Page 107 and 108: Tabel 5.2 vangt de kaartbeelden kaa
Page 109 and 110: Kaart 5.16 Model 3: natuurpacht Een
Page 111 and 112: Landschapsbeeld Het landschapsbeeld
Page 113 and 114: Kaart 5.18 Indicatief netwerk wegen
Page 115 and 116: - in de modellen wordt voorgestaan
Page 117 and 118: Kaart 5.21 Basisopzet voor de schet
Page 119 and 120: 5.3 Nabeschouwing 5.3.1 Algemeen Op
Page 121 and 122: Kaart 5.24 Het plan voor het Groene
Page 123 and 124: 5.4 Aangepast synthesemodel Het stu
Page 125 and 126: Kaart 5.26 Impressie van mogelijke
Page 127 and 128: Figuur 5.2 Differentiatie binnen on
Page 129 and 130: 6. Conclusies en slotbeschouwing 6.
Page 131 and 132: Vooruitzichten op een verhoogde rui
Page 133 and 134: ling?). Er is ten derde een synthes
Page 135 and 136: twee hoofdsporen. In het eerste ont
Page 137 and 138: den. Het beheer zou ambachtelijk in
Page 139 and 140: Literatuur Alterra, Kubieke landsch
Page 141 and 142: Hendriks, R.F.A., Nutrientenbelasti
Page 143 and 144: Stortelder A.H.F., R.A.M. Schrijver
Page 145 and 146: Bijlage 1 Agrarische structuur stud
Page 147 and 148: Tabel B1.4 Gemiddelde bedrijfsgroot
Page 149 and 150:
Bijlage 2 Landbouwkundige doorwerki
Page 151 and 152:
B2.3 Resultaat rundveehouderij per
Page 153 and 154:
B2.5 Resultaat rundveehouderij per
Page 155:
Deel 2 Over eventuele problemen met
show all

Groene Hart met landbouw naar een hoger peil? Over de ... - LEI

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?