APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Deze bepaling richt zich ook tegen het ontsieren van het uiterlijk aanzien van de gemeente door het doen of<br />
laten staan van caravans e.d. elders dan op de weg in de zin van de WVW 1994. In zoverre betreft deze<br />
bepaling derhalve niet een “eigenlijk” parkeerexces, dat immers veronderstelt dat de gedraging plaatsvindt op<br />
een weg (in de zin van de WVW 1994).<br />
Zoals opgemerkt in de <strong>toelichting</strong> op artikel 5:1, onderdeel b, wordt het begrip “parkeren” zo uitgelegd, dat het<br />
verbod in dit artikel zich niet alleen richt op de bestuurder van een voertuig maar ook op de andere<br />
belanghebbenden bij het voertuig.<br />
Jurisprudentie<br />
De Afdeling rechtspraak van de Raad van State stelde de gemeente Beverwijk in het gelijk enerzijds in de<br />
aanwijzing van een weg waar parkeren van een kampeerwagen langer dan 48 uur niet is toegestaan en<br />
anderzijds in de weigering hiervan ontheffing te verlenen. De verkeersveiligheid en het aanbod van<br />
parkeerruimte waren in het geding. ARRS 11-3-1993, AB 1993, 553.<br />
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft aan dat het college van zijn bevoegdheid om voor<br />
een bepaalde locatie te bepalen dat er niet met een kampeerwagen e.d. mag worden geparkeerd (zoals in art.<br />
5.1.5, eerste lid, onder b (oud) bedoeld), slechts gebruik kan maken voor zover het gaat om een locatie die geen<br />
“weg” is in de zin van de wegenverkeerswetgeving. Binnenplein is weg in de zin van de WVW en valt daarmee<br />
niet onder “aangewezen plaats” uit de <strong>APV</strong>-bepaling. ABRS 18-4-1997, JG 97.0210 m.nt. A.B. Engberts.<br />
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen<br />
Deze bepaling richt zich tegen degenen die voor een beroep of bedrijf reclame maken door een of meer<br />
voertuigen, voorzien van reclameopschriften, op de weg te parkeren. Hierbij staat het maken van reclame<br />
voorop. Als handelsreclame in de zin van dit artikel wordt niet gezien de vermelding op een voertuig van de<br />
naam van het bedrijf waarbij het voertuig in gebruik is en een (korte) aanduiding van de goederen of diensten die<br />
dat bedrijf pleegt aan te bieden. Deze voertuigen worden immers niet primair gebruikt “met het kennelijke doel<br />
om daarmee handelsreclame te maken”, maar vooral als vervoersmiddel.<br />
Het excessieve is primair gelegen in het in relatie tussen het tekort aan parkeerruimte en het niet<br />
gerechtvaardigde doel waartoe men het voertuig op de weg zet. Dit doel kan reeds met één voertuig worden<br />
bereikt. In de tweede plaats kan het excessieve gelegen zijn in het motief van het tegengaan van ontsiering van<br />
het uiterlijk aanzien van de gemeente.<br />
In deze bepaling gaat het om een “eigenlijk” parkeerexces, hetwelk veronderstelt dat de gedraging plaatsvindt<br />
op een weg (in de zin van de WVW 1994). Het hebben van handelsreclame op of aan onroerend goed op een<br />
vanaf de weg zichtbare plaats is geregeld in artikel 4:15 van deze model-<strong>APV</strong>.<br />
Het in dit artikel omschreven verbod is beperkt tot het maken van handelsreclame (commerciële reclame). Uit de<br />
jurisprudentie en uit artikel 7, vierde lid, van de Grondwet blijkt, dat de gemeentelijke wetgever in ieder geval<br />
het maken van handelsreclame aan beperkingen mag onderwerpen. Voor wat betreft de relatie met artikel 10<br />
EVRM en 19 IVBP zij verwezen naar de <strong>toelichting</strong> bij artikel 4:15.<br />
Onder omstandigheden mag hij, blijkens bedoelde jurisprudentie, ook het maken van reclame, waardoor<br />
gedachten of gevoelens worden geopenbaard (artikel 7 Grondwet) of een mening wordt geuit (artikel 10 EVRM)<br />
172