APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
3. Verordening stiltegebieden<br />
Provinciale staten dienen op grond van artikel 1.2 van de Wet milieubeheer een verordening op te stellen die<br />
onder andere regels bevat inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder in bij de verordening aangewezen<br />
gebieden. Deze verordening wordt de provinciale milieuverordening (PMV) genoemd en vervangt de oude<br />
verordeningen op grond van artikel 122 van de Wet geluidhinder.<br />
Volgens de model-PMV is het onder meer verboden een aantal toestellen te gebruiken binnen het<br />
milieubeschermingsgebied. Het is ook verboden om met een motorvoertuig met draaiende verbrandingsmotor de<br />
openbare weg of andere voor bestemmingsverkeer openstaande wegen en terreinen te verlaten.<br />
Toertochten voor motorvoertuigen of een wedstrijd als bedoeld in artikel 24 van de WVW 1994 zijn niet<br />
toegestaan.<br />
4. Beperking gemotoriseerd verkeer in natuurgebieden in relatie tot artikel 1 van de Grondwet<br />
De vraag rijst of het ontzeggen van de toegang tot een bepaald natuurgebied voor motorrijders en bromfietsers<br />
zich verdraagt met het antidiscriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet. Deze vraag werd aan de orde<br />
gesteld in een zitting van de kantonrechter te Harderwijk op 19 september 1985. De geverbaliseerde voerde<br />
aan dat het verbod “... discriminerend is ten aanzien van motorrijders, bromfietsers en hun duopassagiers.<br />
Terreinwagens, motoren met zijspan, auto’s en vrachtwagens mogen van de onverharde wegen wel gebruik<br />
maken. De officier van justitie bestreed deze opvatting. Hij stelde dat het gemeentebestuur een keuze heeft<br />
gemaakt tussen de belangen van voetgangers en flora en fauna en de belangen van motorrijders en bromfietsers<br />
die zittend op hun voertuig van de natuur willen genieten.”<br />
De officier meende dat de belangen van flora en fauna en de belangen van voetgangers die hinder ondervinden<br />
van motorrijders, prevaleren boven de belangen van motorrijders. De kantonrechter schaarde zich achter de<br />
officier van justitie. Hij meende dat er geen sprake was van discriminatie van motorrijders en bromfietsers<br />
omdat hun bewegingsvrijheid niet verder dan noodzakelijk voor het doel dat het college voor ogen staat wordt<br />
beperkt.<br />
De Rechtbank in hoger beroep en de Hoge Raad in cassatie hebben inmiddels de uitslag van de kantonrechter<br />
onderschreven (HR 19 mei 1987, AB 1988, nr. 216, <strong>APV</strong> Nunspeet).<br />
Jurisprudentie<br />
Wanneer wordt overgegaan tot het aanwijzen van een natuurgebied, waarbinnen gemotoriseerd verkeer<br />
verboden is, zoals in deze bepaling bedoeld, is het verstandig te bezien in hoeverre een overgangsregeling<br />
noodzakelijk is voor personen die - al dan niet bedrijfsmatig - met een motorvoertuig gebruik maken van dit<br />
natuurgebied. Vanwege het ontbreken van een overgangsregeling trof de Voorzitter van de ARRS een voorlopige<br />
voorziening, waarbij aan belanghebbende alsnog een tijdelijke ontheffing werd verleend. Vz. ARRS 30-8-1990,<br />
AB 1991, 432 m.nt. PCEvW, Gst. 1991, 6929, 7 m.nt. JT.<br />
Wijziging 2007<br />
218