APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Bestuur</strong>sdwangaanschrijving tegen het ligplaats innemen met een woonschip op een niet aangewezen gedeelte<br />
van een openbaar water. Legalisatie is niet mogelijk en beroep op gelijkheidsbeginsel gaat niet op. ABRS 7-12-<br />
2000, JG 01.0039 m.nt. W. Vos.<br />
De afwijzing van een verzoek om maatregelen te treffen teneinde een onbezette ligplaats met een woonschip te<br />
kunnen innemen moet worden aangemerkt als een weigering om feitelijke handelingen te verrichten. Deze<br />
weigering is niet op enig rechtsgevolg gericht en het bezwaar hiertegen is terecht niet ontvankelijk verklaard.<br />
Het college heeft daarnaast in redelijkheid kunnen besluiten een verzoek om aanwijzing van een andere ligplaats<br />
af te wijzen. Aan het college komt ter zake van aanwijzingen van ligplaatsen krachtens artikel 5.3.2 <strong>APV</strong> een<br />
ruime mate van beleidsvrijheid toe. ABRS 9-3-2001, Gst. (2001) 7143, 2 m.nt. HH.<br />
Mededeling dat ligplaatsen van woonschepen niet (meer) gebonden zijn aan objecten, maar aan personen, is een<br />
voor bezwaar en beroep vatbaar besluit in de zin van artikel 1 :3 Awb. ABRS 1-8-2001, JB (2001) 248.<br />
Een algeheel verbod om met een woonschip in een gemeente te verblijven is in strijd met artikel 88 van de<br />
Huisvestingswet. Er kan zich echter in een bepaalde gemeente de situatie voordoen dat er geen plaatsen in<br />
openbaar water geschikt zijn om te worden bestemd of aangewezen om door een woonschip te worden<br />
ingenomen. Met artikel 88 van de Huisvestingswet is dan ook niet beoogd om iedere gemeente de verplichting<br />
op te leggen nieuwe ligplaatsen te creëren, teneinde aan tenminste één woonschip plaatst te kunnen bieden op<br />
haar grondgebied. ABRS 7-11-2001 nr. 200100971/1.<br />
Het betreft de afbakeningsbepaling van artikel 5.3.2, derde lid, van de <strong>APV</strong>. Appellant betoogde dat het verbod<br />
van het eerste lid van dat artikel (om met een vaartuig ligplaats in te nemen op openbaar water) niet geldt,<br />
omdat het in het derde lid genoemde Binnenvaartpolitiereglement (BPR) van toepassing is. De Afdeling zegt<br />
daarover: “met name uit de woorden “voor zover” blijkt dat het antwoord op de vraag of het in het eerste lid<br />
vervatte verbod geldt, afhankelijk is van de reikwijdte van het BPR.” En verderop: “Aan artikel 5.3.2 van de<br />
<strong>APV</strong>, dat is geplaatst in hoofdstuk 5, met het opschrift “andere onderwerpen huishouding gemeente” liggen<br />
(ook) andere motieven ten grondslag zoals hiervoor weergegeven. De omstandigheid dat in het voorliggende<br />
geval de belangen ter bescherming waarvan het BPR is vastgesteld zich niet verzetten tegen het afmeren van<br />
een vaartuig op de door appellant verlangde locatie laat de uit artikel van de <strong>APV</strong> blijkende wenselijkheid tot<br />
ordening van het innemen van ligplaats uit een oogpunt van openbare orde, volksgezondheid etc. onverlet. Het<br />
in het eerste lid van artikel 5.3.2. van de <strong>APV</strong> vervatte verbod behoudt dan ook in het voorliggende geval in<br />
zoverre betekenis.” De Afdeling erkent hier dus de aanvullende werking van de <strong>APV</strong>, ook als hogere regelgeving<br />
van toepassing is. ABRS 28-04-2004, LJN-nr. AO8510, De Gemeentestem 2004, 7210, 109 m.nt. J.M.H.F.<br />
Teunissen.<br />
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het enkele feit dat een milieuvergunning is verleend niet<br />
betekent dat artikel 5.3.2, derde lid, van de <strong>APV</strong> van toepassing is. Niet is gebleken dat in het kader van de<br />
verleende milieuvergunning het door de <strong>APV</strong> gediende belang van ordening van het innemen van ligplaatsen met<br />
vaartuigen uit een oogpunt van openbare orde is meegewogen of dat belang als gevolg van de verleende<br />
milieuvergunning rechtens geen relevantie meer zou hebben. De milieuvergunning kent geen bepalingen omtrent<br />
het innemen van ligplaatsen. De desbetreffende bepaling van de <strong>APV</strong> voorziet niet in een door de Wet<br />
milieubeheer geregeld onderwerp. De Afdeling deelt dan ook de conclusie van de rechtbank dat de verlening van<br />
de milieuvergunning niet afdoet aan het in de <strong>APV</strong> vervatte verbod met een vaartuig ligplaats in te nemen.<br />
ABRS 17 november 2004, 200308597/1, LJN-nr. AR5815, JB 2005/17.<br />
209