APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
APV 2012 bijlage toelichting - Bestuur
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland (IOR) had een inzamelvergunning voor textiel verleend aan een<br />
charitatieve instelling. Het bestuur van het IOR besloot uit oogpunt van doelmatigheid de inzameling van textiel<br />
zelf ter hand te nemen en de samenwerking met de charitatieve instelling te beëindigen. In een spoedprocedure<br />
bij de Raad van State werd door de instelling betoogd dat er geen sprake was van een afvalstof, omdat het<br />
textiel met het oogmerk op hergebruik werd ingeleverd en ingezameld.<br />
De Raad van State oordeelde echter anders. Het ingezamelde textiel (draagbare en niet-draagbare kleding,<br />
lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als een huishoudelijke afvalstof, omdat de<br />
aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet<br />
ondergaan. Een deel van de ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden overeenkomstig de<br />
oorspronkelijke bestemming, een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar. De<br />
Raad van State verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd geoordeeld dat het<br />
toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de term “zich ontdoen van”. In de genoemde feiten ligt<br />
volgens de Raad van State een aanwijzing besloten dat de huishoudens zich van het textiel hebben willen<br />
ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen. De inzameling is daarom<br />
primair een verantwoordelijkheid van de lokale gemeente. Voor de collectevergunning heeft de uitspraak van de<br />
Raad van State de volgende consequentie. De inzameling van textiel valt onder het toepassingsgebied van de<br />
afvalstoffenverordening (voorheen afdeling 4.2 van de model-<strong>APV</strong>, nu uitgebracht als aparte model-<br />
Afvalstoffenverordening ) Het verstrekken van een inzamelingsvergunning voor de inzameling van textiel is<br />
hierdoor niet mogelijk, omdat textiel in nagenoeg alle gevallen kan worden beschouwd als een afvalstof in de zin<br />
van artikel 1.1, eerste lid, Wet milieubeheer. Het is namelijk niet aannemelijk dat een burger zijn textiel<br />
gesorteerd kan aanbieden. Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld lappen of kleren<br />
aanbiedt (hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd noodzakelijk. Gesteld<br />
kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.22 Wet milieubeheer een zorgplicht heeft voor de<br />
inzameling van textiel, hierdoor is de model-Afvalstoffenverordening van toepassing. Dat betekent overigens<br />
niet dat de gemeente de inzameling van textiel zelf ter hand moet nemen. De inzameling van textiel kan nog<br />
steeds worden overgelaten aan charitatieve instellingen. De gemeente kan bijvoorbeeld op grond van artikel 7,<br />
tweede lid, van de model-Afvalstoffenverordening besluiten een charitatieve instelling aan te wijzen als<br />
inzamelaar van textiel. Ook kan het college op grond van artikel 11 van de model-Afvalstoffenverordening<br />
besluiten een inzamelvergunning te verlenen aan een charitatieve instelling. Het CBF informeert gemeenten ook<br />
over charitatieve instellingen welke kleding inzamelen.<br />
ABRS 28-01-2003, nr. 200206958.<br />
Jurisprudentie overig<br />
Noch een <strong>APV</strong>-vergunning inzake het inzamelen van geld en goed, noch een vergunning voor het inzamelen van<br />
huishoudelijke afvalstoffen en/of groot huisvuil is vereist. Inzameling van kleding is geen inzameling van huisvuil.<br />
Inzamelen bij een centraal inzamelpunt is geen inzameling aan de weg of aan huis. Vz. ARRS 19-01-1993, JG<br />
93.0355 , Gst. 1994, 6983, 3 m.nt. EB.<br />
Het beleid van het college dat - conform het advies van het Centraal Archief van het Inzamelingswezen - sedert<br />
1985 aan landelijk opererende instellingen die in de zgn. vrije periode collecteren, de voorwaarde wordt gesteld<br />
tot het binnen twee jaar overleggen van een financiële verantwoording, in de vorm van een jaarverslag met een<br />
accountantsverklaring, is niet onredelijk. ARRS 28-02-1989, AB 1989, 251.<br />
187