Voorkant scriptie

360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
zegt, namelijk dat hij “het collegiaal niet aardig vindt” om over de kandidatuur van Dehaene te praten,
waarna hij onderbouwt waarom. Zo zou hij het door zich uit te spreken voor Dehaene moeilijker
maken en daarnaast heeft Dehaene het al erg druk als minister-president van België. Daarmee geeft
hij openlijk aan de vraag niet te gaan beantwoorden in combinatie met een motivering daarvoor.
Net als in fragment 4 probeert Lubbers de discussie af te sluiten. Dit doet hij in regel 359,
ingeleid met het woord “dus”: “dus ik wil hem zeker niet voor de voeten lopen”. In feite probeert hij
daarmee de agenda te beïnvloeden, namelijk door van zijn kant de huidige agenda/vraag-
/antwoordsequentie te sluiten.
Lubbers heeft aangegeven niet op de vraag te zullen ingaan. Zodoende is er opnieuw een
probleem met de vraag en dus gaat Witteman nu op een andere manier op zoek naar een acceptabel
antwoord. Dat blijkt ook uit het feit dat hij niet direct tot zijn vraag komt. Hij stelt in regels 360-362
in fragment 6 een vervolgvraag. Het zijn in feite twee vragen. De eerste in regels 360-361: “hm
hm…of niet”. Dit is in feite de vraag uit fragment 4, maar in een iets gewijzigde vorm, want nu wordt
Lubbers gevraagd de kandidatuur van Dehaene te kwalificeren. Het is bovendien een alternatieve
vraag, want Lubbers heeft twee opties: of Dahaene is een goede kandidaat, of niet. Daarmee heeft
Witteman de agenda duidelijker afgebakend. De tweede vraag wordt gesteld in regel 362: “heeftie…voorzitter”.
Fragment 6
NOVA Gesprek met de Minister-president: 11 Maart 1994: Voorzittersschap Europese Commissie
Interviewer: Paul Witteman; Geïnterviewde: Ruud Lubbers
W: hm hm (.) maar ↑↑vintu m een goeie kandidaat
↓of niet.
(0.5) heeft-ie