Voorkant scriptie

Lubbers reageert in regels 363-364 op geen van beide vragen. In plaats daarvan verlaat hij de
vraag-/antwoordvorm en produceert hij metacommunicatie door te zeggen: “u wilt nog even
doorvragen ik begrijp het wel hoor”. Opmerkelijk is dat hij daarbij lacht, alsof hij daarmee wil
aangeven dat Witteman, hoe vaak hij het ook zal proberen, geen antwoord zal krijgen.
Er is vervolgens weer competitie om de beurten. Hierbij is weer sprake van competitieve
overlap. Immers, Witteman verhoogt zijn intonatie zeer sterk wanneer hij zijn uiting inzet (Schegloff,
2000, 12;17). De overlap duurt wederom niet lang, omdat Lubbers ophoudt met praten, ook al was er
in zijn beurt geen sprake was van een mogelijk voltooiingspunt. Dat blijkt uit het feit dat Lubbers’
intonatie constant blijft bij het woord “hoor” aan het einde van zijn afgekapte uiting in regel 364.
Witteman probeert tijdens zijn uiting in regels 365-366 Lubbers nog eens in de vorm van een indirecte
vraag onder druk te zetten door te zeggen “dat het niet over hem gaat deze keer”. Daarbij sluit
Witteman aan bij zijn indirecte vraag in fragment 5.
Het valt op dat ook Witteman hierbij lacht. Lubbers reageert hier in regels 368-369 eveneens
lachend op en zegt dat hij er toch niet op zal ingaan -hierbij is sprake van metacommunicatie- omdat
het hem “gewoon niet correct lijkt tegenover hem” (Dehaene). Lubbers geeft hiermee openlijk aan
niet op de kwestie in te gaan. Vervolgens sluit Witteman het interview.