Voorkant scriptie
Voorkant scriptie
Voorkant scriptie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
331<br />
332<br />
333<br />
334<br />
335<br />
336<br />
337<br />
338<br />
339<br />
B: =nee maar ik vind kijk (0.3) u::h opmerkingen als uh als<br />
↓°>daadkracht weetik allemaalhebb we hebben<<br />
[[eergisteren ook gesprekken gehad]].<br />
Net als in fragment 16 bevestigt Witteman Balkenende met het woord “natuurlijk” (regel 321) in zijn<br />
betoog, waarin laatstgenoemde belangrijke zaken noemt waarover hij zich zorgen maakt. Met zijn<br />
bevestiging interrumpeert Witteman Balkenende, waarbij competitieve overlap plaatsvindt. Immers,<br />
Witteman vervolgt na zijn interruptie zijn beurt (regel 323) en Balkenende verhoogt voordat de<br />
overlap tot stand komt zijn toon, iets wat Witteman tijdens de overlap doet (Schegloff, 2000, 15-16).<br />
Bovendien is Balkenende nog niet gereed met zijn uiting. Dat blijkt uit het feit dat zijn zin nog niet<br />
voltooid is. Dit maakt de overlap ook problematisch. Balkenende houdt op met praten in regel 321,<br />
zodat de overlap snel opgelost is.<br />
Vervolgens stelt Witteman in regels 322-326 een ja/nee-vraag: “maar zegt u eigenlijk dat Van<br />
Aartsen zich beter daar mee bezig kan houden dan met mij te bekritiseren”? Balkenende wordt hier<br />
gedwongen een uitspraak te doen met betrekking tot Van Aartsen en hem daar indirect mee te<br />
bekritiseren. Het gebruik van het woord “eigenlijk” markeert dat Witteman een soort parafrase geeft<br />
van Balkenendes’ standpunt, die alleen nog bevestigd moet worden, en dat is dat Van Aartsen zich<br />
beter met “datgene kan bezighouden wat we moeten doen”. Dit maakt een bevestigend antwoord<br />
geprefereerd. Het ligt ook in de lijn der verwachtingen dat als Balkenende zich uitspreekt over de<br />
vraag, hij met een bevestigend antwoord zal komen. Dit gezien het feit dat Balkenende het over<br />
“datgene wil hebben wat we moeten doen”. Echter, dit zou Witteman de kans kunnen bieden een<br />
kritische vervolgvraag te stellen, iets in de trant als: “als u dat vindt, waarom zegt u Van Aartsen dat<br />
dan niet”? Met deze vraagstelling wordt Balkenende als het ware klemgezet.<br />
Het valt op dat Balkenende opnieuw competitieve overlap produceert tijdens Wittemans’<br />
vraagformulering. Dat doet hij in regel 325 tweemaal. Het persoonlijk voornaamwoord woord “ik” is<br />
een duidelijk signaal dat hij een poging doet de beurt over te nemen: het woord suggereert dat<br />
Balkenende iets wil zeggen. Ook het verlengde “nja” wijst daarop. Het kan een teken zijn van verzet<br />
tegen de vraagstelling. Balkenende slaagt er niet in de beurt over te nemen en kan pas reageren op het<br />
moment dat Witteman gereed is met zijn vraagstelling.<br />
Hij ontkent noch bevestigt de vraag in regel 328: “elke politicus treedt op zoals ie optreedt”.<br />
Daarmee zegt hij op laconieke wijze dat Van Aartsen Van Aartsen is, nu eenmaal zo optreedt en dat<br />
het hem onverschillig laat. Daarmee poogt hij te voorkomen op de vraag in te moeten gaan.<br />
Balkenende vervolgt zijn reactie in regel 329 door te zeggen: “en als je top de man wilt spelen”. Dit<br />
zou kunnen leiden tot een antwoord, maar dat komt er niet omdat Witteman interrumpeert. Dit gaat<br />
gepaard met problematische en competitieve overlap.