Voorkant scriptie
Voorkant scriptie
Voorkant scriptie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
presuppositie dat Melkert door de ESF-fraude beschadigd kan worden. Het is overigens een ja/nee-<br />
vraag.<br />
Kok reageert in regels 349-354 en doet dat niet met ja of nee, maar verwijst met het woordje<br />
“vrees” wel terug naar het woord “bang” in de vraag. Hij wendt dit woord aan om zijn eigen agenda te<br />
voeren. Dat doet hij ook door in algemene termen te spreken. Immers, hij komt niet te spreken over<br />
Melkert, maar slechts over zijn eigen angst in die zin dat hij zich er over het algemeen niet zo door<br />
laat leiden (regel 349). Hij specificeert zich in regel 350 ietwat door te zeggen dat hij geen bange<br />
gevoelens heeft. Hij zegt niet of dit niet hebben van bange gevoelens betrekking heeft op een<br />
mogelijke beschadiging van Melkert, wat dan in dit geval zou inhouden dat hij niet bang is dat<br />
Melkert beschadigd wordt. Verder is de uiting in regel 350 Kok een soort conclusie, ingeleid met het<br />
woord “dus”. Daarmee beëindigt Kok zijn betoog en geeft hij zichzelf de mogelijkheid voor een<br />
agendawijziging.<br />
Dat doet hij ook in regels 351-354 aan de hand van de woorden “een beetje bezorgd” (regel<br />
351), die een bruggetje vormen voor wat Kok daarna gaat zeggen. Immers, de woorden sluiten nauw<br />
aan bij “bang, vrees en bange gevoelens” uit het voorafgaande. Aan de hand van de<br />
woordencombinatie richt Kok zich na een tamelijk lange pauze van 1 seconde met metacommunicatie<br />
mogelijk impliciet tot Witteman met het woord “mensen”: “ik ben wel een beetje bezorgd over een<br />
zekere voorbarigheid die zich misschien van mensen meester zou kunnen maken bij het al hebben van<br />
een oordeel voordat dat door de feiten gerechtvaardigd is”. Als Kok zich inderdaad impliciet tot<br />
Witteman richt, beschuldigt hij hem er hier van in zijn vraagstellingen beweringen te doen die niet op<br />
feiten berust zijn, namelijk dat Melkert beschadigd wordt, zonder dat er conclusies van onderzoeken<br />
naar de ESF-fraude bekend zijn. Opnieuw beschouwt Kok Wittemans’ vraagstelling dan niet als<br />
neutraal. Het is ook mogelijk dat Kok zich met zijn uiting impliciet tot de media in het algemeen richt.<br />
Met de uiting impliceert Kok verder dat hij het antwoord op de vraag niet geeft omdat er nog geen<br />
onderzoeksresultaten bekend zijn.<br />
Opvallend is hierbij verder dat Kok “non-verbaal” begint te lachen op het moment dat hij in<br />
regel 354 de woorden “feiten gerechtvaardigd is” uitspreekt en dat Witteman de vervolgvraag in<br />
fragment 12 eveneens non-verbaal lachend stelt in regels 356-358. Met non-verbaal lachen wordt<br />
bedoeld dat het lachen zichtbaar, maar niet hoorbaar is. De vervolgvraag is een letterlijke herhaling<br />
van de vorige vraag. Het letterlijk herhalen is iets wat met name gebeurt als de interviewer geen<br />
antwoord heeft gekregen, waarbij dus een probleem met het antwoord bestaat (Koole en Waller, 2005,<br />
94). Dat is hier ook enigszins het geval, want Kok geeft niet aan of hij bang is dat Melkert beschadigd<br />
wordt en legt verder niet expliciet uit waarom hij dat niet aangeeft.