Omslag Holland 2006/2 - Historische Vereniging Holland
Omslag Holland 2006/2 - Historische Vereniging Holland
Omslag Holland 2006/2 - Historische Vereniging Holland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
90 erik swart<br />
Een moeilijkheid hierbij was dat het Nederduitse voetvolk dezelfde organisatie en instituties<br />
had als hun Hoogduitse collega’s. Zij waren landsknechten (afb. 1), die zichzelf als<br />
een ‘orde’ beschouwden, met eigen vormen van bestuur en rechtspraak, evenals gewoonten<br />
en gebruiken, die hun eenheden een sterke interne samenhang verschaften. De gewone<br />
landsknechten, het zogenaamde Gemein, zagen zichzelf als werknemers en vormden een<br />
macht waar rekening mee gehouden moest worden. Opkomen voor eigen belangen en participatie<br />
waren voor hen fundamenteel. Hiertoe beschikte elk vendel over een aantal ambten<br />
die het Gemein zelf koos. Dit waren de twee weifels, de voerder en de foerier, die naast hun militaire<br />
taken ook grieven van de landsknechten bij hun kapitein mochten brengen. De voerders<br />
waren tevens juridisch adviseur en konden in de eigen rechtbanken zitting nemen. In<br />
speciale gevallen benoemden de landsknechten Ambossaten of Amissaten om met de kolonel<br />
of de regering te spreken. Hun dagelijks leven speelde zich af in een rot. Dit was een militaire<br />
eenheid van circa tien man, die de landsknechten zelf samenstelden en waaruit ze zelf<br />
een leider kozen: de rotmeester. Het probleem voor overheid en bevelhebbers met het landsknechtenwezen<br />
was dat als het Gemein besloot dat hun belangen te ernstig werden geschaad,<br />
zij konden besluiten te ‘staken’. Door dergelijke muiterij – want dat was het voor overheid<br />
en bevelhebbers – hielden alle militaire operaties gewoonweg op. 23<br />
Karel V en Filips II hadden in de jaren 1550 op disciplinaire gronden al gepoogd de macht<br />
en eigengereidheid van de Nederduitse landsknechten af te breken. Karel verbood in 1554 de<br />
maandelijkse verkiezingen, die volgens hem alleen maar ‘groete meuterye’ veroorzaakten en<br />
tot de keuze van ongeschikte personen leidden. Filips wilde in 1558 de benoeming van de rotmeesters<br />
overnemen. Het is echter onduidelijk hoe succesvol dit in de praktijk was. De Nederduitse<br />
vendels in <strong>Holland</strong> hadden in 1572-1573 nog de traditionele landsknechtenorganisatie<br />
en er zijn aanwijzingen dat het Gemein, mogelijk zonder gekozen vertegenwoordigers,<br />
nog steeds een factor van belang was. Oranje, voor wie discipline belangrijker was dan deze<br />
voor de landsheren ooit was geweest, schafte de landsknechtenorganisatie nu volledig af. In<br />
1574-1575 verscheen een nieuwe organisatie in Zuid-<strong>Holland</strong>; het Noorderkwartier, relatief<br />
geïsoleerd na de val van Haarlem in 1573, volgde grotendeels pas in 1576-1577. Deze nieuwe<br />
organisatie bevatte zeker geen gekozen ambten meer. 24<br />
Zowel de terminologie als het kader en de interne structuur van de nieuwe organisatie wijzen<br />
erop, dat Oranje de Franse compagniesorganisatie, die het Waalse voetvolk van oudsher<br />
deelde, had overgenomen. De eigenaren van de vendels, meest de kapiteins, benoemden nu<br />
alle functies. De weifels heetten voortaan sergeanten en de rotmeesters werden korporaals,<br />
die met hulp van een zogeheten lanspassaat een escuadre van circa dertig soldaten leidden.<br />
De voerder verdween geheel, evenals de veldwevel, een belangrijke functie in een vendel belast<br />
met de opstelling van de mars- en slagorde, welke taken de oudste sergeant overnam. De<br />
compagniesstaf, die onder de landsknechten kon variëren, was uniform dertien man. 25 Vrijwel<br />
23 Reinhard Baumann, Die Landsknechte. Ihre Geschichte und Kultur vom späten Mittelalter bis zum Dreißigjährigen Krieg (München<br />
1994) 76, 81-82, 98-100, 109-113, 115-120, 202-206, 209, 212-214; Hans-Michael Möller, Das Regiment der Landsknechte. Untersuchungen<br />
zu Verfassung, Recht und Selbstverständnis in deutschen Söldnerheeren des 16. Jahrhunderts (Wiesbaden 1976) 1, 4-5, 50-<br />
51, 58, 71-76, 95-100, 109, 213-215; Swart, Krijgsvolk, 11-12, 58-61, 259-260.<br />
24 Huisarchief Bergh, ’s-Heerenberg, inv. nr. 381 (art. 40); Henne, Histoire III, 53-54; C. Terlinden en Jacques Bolsée (red.),<br />
Recueil des ordonnances des Pays-Bas (hierna ROPB) 2de serie, VII (Brussel 1957) 266-268: instructie 16 januari 1558; Swart,<br />
Krijgsvolk, 61-62, 259-260.<br />
25 Baumann, Landsknechte, 98; C.M. Schulten, Contribution à l’étude des termes militaires Français en Néerlandais 1567-1625 (Den<br />
Haag 1966) 50-52, 72, 87, 104, 111; J.W. Wijn, ‘Het Noord-<strong>Holland</strong>se regiment in de eerste jaren van de opstand tegen