2009-3 Randstad - Historische Vereniging Holland
2009-3 Randstad - Historische Vereniging Holland
2009-3 Randstad - Historische Vereniging Holland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
194 paul van de laar en kim zweerink<br />
Afb. 6 Rotterdam was rond 1850 nauwelijks voor grote schepen te bereiken. Er werd voortdurend<br />
gestudeerd op een betere verbinding met de zee. Deze kaart uit 1857 toont het niet uitgevoerde kanaal<br />
door Goeree als een verlengstuk van het Kanaal door Voorne en het wel uitgevoerde plan van<br />
Pieter Caland voor de aanleg van de Nieuwe Waterweg. Collectie Gemeentearchief Rotterdam.<br />
ren voor zeeschepen steeds moeilijker bereikbaar geworden en deden hun uiterste best om<br />
via lobbycircuits in Den Haag geld los te weken voor investeringen in nieuwe vaarverbindingen<br />
(afb. 6). Toen die eenmaal waren gerealiseerd, verstevigden beide steden hun positie ten<br />
opzichte van de perifere havensteden, in het bijzonder Vlissingen, Harlingen en Enkhuizen.<br />
De Nieuwe Waterweg wordt in de Rotterdamse historiografie gezien als de belangrijkste<br />
voorwaarde voor de ontwikkeling van de transitostad. Dankzij deze nieuwe verbinding ontwikkelde<br />
Rotterdam zich tot dé doorvoerhaven van het Duitse achterland. Van der Woud<br />
wijst zijn lezers er nog eens op dat Pieter Calands Nieuwe Waterweg in eerste instantie niet<br />
was bedoeld om het scheepvaartverkeer een betere toegang naar Rotterdam te bieden, maar<br />
om de afvoer van het rivierwater van de Nieuwe Maas te verbeteren. Waterstaat was een regeringszaak<br />
en daarom werd de aanleg van de Nieuwe Waterweg wél en het Noordzeekanaal<br />
in eerste instantie niet uit algemene middelen gefinancierd.<br />
Rotterdam zou als sterk opkomende havenstad natuurlijk het meeste profiteren van de<br />
Nieuwe Waterweg. Het is achteraf nauwelijks voor te stellen dat de regering in 1865 deze rol<br />
zag weggelegd voor Vlissingen. De geschiedschrijvers van de Rotterdamse Kamer hebben<br />
de voorkeur voor de Zeeuwse havenstad niet voor niets een misser genoemd. ‘Alsof redelijkerwijs<br />
van twijfel tusschen Rotterdam en Vlissingen sprake had mogen zijn!’ 13 Dat Rotterdam<br />
en niet Vlissingen de trechter van de wereldhandel werd, was omstreeks 1860 minder<br />
evident. Dat zou pas gebeuren na 1890 toen de Rijnvaart definitief het spoor als belangrijkste<br />
vervoerseenheid had verdrongen en de Nieuwe Waterweg betrouwbaar was. In 1860 kon<br />
niemand vermoeden dat de Rijnvaart uiteindelijk de belangrijkste schakel zou worden in het<br />
13 Gedenkboek Kamer van Koophandel, 324-325.