2009-3 Randstad - Historische Vereniging Holland
2009-3 Randstad - Historische Vereniging Holland
2009-3 Randstad - Historische Vereniging Holland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Harm Kaal<br />
Cultuur in de <strong>Randstad</strong><br />
De stedelijke overheid en het culturele leven in Amsterdam, Rotterdam en Den<br />
Haag, 1900-1940<br />
De <strong>Randstad</strong> is lang gezien als een conglomeraat van steden die zich op een of andere manier nadrukkelijk<br />
tot elkaar verhielden; de functieverdeling tussen Amsterdam, hoofdstad en financieel-economisch<br />
centrum, Rotterdam, havenstad, en Den Haag, politiek centrum, gold als exemplarisch. Een associatie<br />
van de <strong>Randstad</strong> met cultuur is minder vanzelfsprekend. In dit artikel wordt de blik gericht op het culturele<br />
leven in de drie grootste steden van de <strong>Randstad</strong>. Centraal staat de rol van de overheid en de burgerij<br />
bij de vormgeving van het culturele leven in brede zin: van de ‘hoge cultuur’ rond concertzalen en<br />
schouwburgen, tot de ‘lagere’ uitgaanscultuur rond danshuizen en bioscopen. Aan de hand van ontwikkelingen<br />
in Amsterdam, die zullen worden afgezet tegen die in Rotterdam en Den Haag, laat dit artikel<br />
zien dat de bemoeienis van de overheid gaandeweg primair was gericht op de regulering van het<br />
culturele leven vanuit het oogpunt van openbare orde en zedelijkheid. De <strong>Randstad</strong> als zodanig vervult<br />
in dit artikel geen analytische rol, maar levert het decor voor de historische ontwikkelingen die voor het<br />
voetlicht worden gebracht.<br />
Inleiding<br />
In het laatste kwart van de 19de eeuw raakten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag in de<br />
greep van een nieuw elan. In Amsterdam uitte dit zich in een groeiende ondernemersgeest<br />
die niet alleen door de Amsterdamse burgerij ten toon werd gespreid, maar in steeds sterkere<br />
mate ook door de stedelijke overheid. Zo besloot de Amsterdamse raad in 1874 om een<br />
lening af te sluiten van zeventien miljoen gulden, geld dat geïnvesteerd zou worden in<br />
schoolbouw, verbetering van de infrastructuur, de aanleg van een riool, subsidiëring van<br />
volkswoningbouw én in de aanleg van het Rijksmuseum. 1 De aanzet tot deze dadendrang<br />
was niettemin gekomen uit de burgerij; in het bijzonder de joodse arts, ondernemer en filantroop<br />
Samuel Sarphati had zich verdienstelijk gemaakt. Op zijn initiatief was Amsterdam<br />
zich weer gaan spiegelen aan de ontwikkelingen elders in Europa, vooral Parijs en Londen:<br />
de centra van modernisering. Sarphati’s Paleis voor Volksvlijt, geopend in 1864, was gemodelleerd<br />
naar het Londense Crystal Palace. 2 Het Paleis zou het hart moeten gaan vormen van<br />
een nieuw stadscentrum buiten de oude stadswallen en ruimte bieden aan tentoonstellingen<br />
van kunst, wetenschap en techniek. Hoewel veel van zijn plannen uiteindelijk niet of slechts<br />
gedeeltelijk gerealiseerd werden, doorbrak Sarphati met zijn ondernemersgeest wel de lethargie.<br />
De dadendrang van overheid en burgerij, waarvan ook in Rotterdam en Den Haag sprake<br />
was, kwam onder meer tot uitdrukking op economisch terrein, zoals de aanleg van het<br />
Noordzeekanaal, dat in 1876 geopend zou worden, de Rotterdamse havenuitbreidingen op<br />
initiatief van Lodewijk Pincoffs en de aanleg van een binnenhaven in Scheveningen. 3 Ook<br />
1 Harm Kaal, ‘De “scheele sodemieter” Cornelis den Tex – 1868-1880’ in: Dirk Wolthekker red., Een keten van macht. Amsterdam<br />
en zijn burgemeesters vanaf 1850 (Amsterdam 2006) 55-67, aldaar 58.<br />
2 Zie voor Sarphati’s plannen: Henne van der Kooy en Justus de Leeuwe, Samuel Sarphati, 1813-1866. Een biografie (Amsterdam<br />
2001).<br />
3 W.F. Lichtenauer, ‘Pincoffs, Lodewijk (1827-1911)’ in: Biografisch Woordenboek van Nederland I (Den Haag 1979).