29.09.2013 Views

TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten

TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten

TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 33 / 65<br />

CI 0,21-1,56). De effectiviteit <strong>van</strong> interventies gericht op de receptieve moeilijkheden<br />

kon niet worden aangetoond. Tegenstrijdige resultaten werden gevonden wat betreft de<br />

effectiviteit <strong>van</strong> syntactische, expressieve interventies; in een subgroepanalyse werd<br />

gevonden dat therapie effectief kan zijn als er geen bijkomende receptieve<br />

taalmoeilijkheden zijn.<br />

Law et al. geven in hun review ook aan dat er geen significante verschillen aangetoond<br />

konden worden tussen interventies door professionals en interventies door ouders die<br />

vooraf getraind werden en gesuperviseerd door professionals. Ook werden geen<br />

verschillen gevonden tussen groeps- en individuele interventies. Het betrekken <strong>van</strong><br />

leeftijdsgenoten zonder spraaktaalmoeilijkheden heeft een positief effect op het<br />

resultaat <strong>van</strong> de therapie (SMD=2,29; 95% CI 1,11-3,48).<br />

Law et al geven bovendien aan vrijwel geen studies te hebben gevonden waarin<br />

kinderen langer dan zes maanden worden gevolgd. Het blijft dan ook onduidelijkheid of<br />

de gevonden positieve effecten <strong>van</strong> spraak- en taaltherapie ook op de langere termijn<br />

blijven bestaan.<br />

4.2.2 Nederlands onderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong> spraak-en taaltherapie<br />

In Nederland werd onderzoek verricht naar de effectiviteit <strong>van</strong> spraak- en taaltherapie<br />

door Knijff en Goorhuis-Brouwer. In 2002 beschreven ze de resultaten <strong>van</strong> een<br />

onderzoek onder 31 goedhorende en ‘gezonde’ kinderen tussen 1;5 en 5;4 jaar oud bij<br />

wie de ouders zich zorgen maakten over de taalontwikkeling (Knijff & Goorhuis-<br />

Brouwer, 2001). Hierbij werden kinderen met specifieke taalstoornissen (SLI groep;<br />

n=16) onderscheiden <strong>van</strong> kinderen met een niet-specifieke taalstoornis (niet-SLI groep;<br />

n=15). De SLI groep kreeg logopedie, de niet-SLI groep kreeg algehele<br />

ontwikkelingsstimulatie (vaak nog aangevuld met logopedie). In beide groep groeiden<br />

kinderen in hun taalbegrip. Het verschil in taalbegrip tussen de groepen was statistisch<br />

niet significant. De taalproductie groeide in de SLI groep meer dan in de niet-SLI<br />

groep; in de SLI groep groeide 63% (n=10) <strong>van</strong> de kinderen en in de niet-SLI groep<br />

27% (n=4). Bij vergelijking <strong>van</strong> de gemiddelde vooruitgang bij beide groepen kinderen<br />

blijkt een significant verschil ten voordele <strong>van</strong> de kinderen in de SLI-groep. De auteurs<br />

concludeerden dat in de SLI groep taaltherapie bepalend is voor de vorderingen, in de<br />

niet-SLI groep lijkt ontwikkelingsstimulatie meer effect te sorteren dan logopedie. In dit<br />

onderzoek is geen controlegroep met SLI of niet-SLI betrokken die geen interventie<br />

kregen. Hierdoor kan deze studie geen bijdrage leveren aan de vraag hoe effectief de<br />

gegeven interventies zijn.<br />

In 2003 verscheen <strong>van</strong> de zelfde auteurs nog een artikel (Goorhuis-Brouwer & Knijff,<br />

2003). Hierin betreft het een groep <strong>van</strong> 34 kinderen tussen de 2;0 en 5;3 jaar die door<br />

hun huisarts werden verwezen voor logopedie in verband met een mogelijk<br />

taalprobleem. 97% <strong>van</strong> deze kinderen kreeg spraaktaaltherapie. De meeste <strong>van</strong> de<br />

kinderen vertoonden gemiddeld tot bovengemiddelde scores op gestandaardiseerde<br />

testen voor zinsontwikkeling (61%) en taalbegrip (79%). De problemen <strong>van</strong> de kinderen<br />

lagen voornamelijk op het gebied <strong>van</strong> de articulatie en de vloeiendheid <strong>van</strong> spreken. Na<br />

12 maanden kreeg 50% <strong>van</strong> de kinderen nog spraaktaaltherapie, wat erop duidt dat bij<br />

de helft <strong>van</strong> de kinderen de behandeling nog onvoldoende effectief was. De scores op<br />

de taaltoetsen bleven stabiel gedurende deze periode. De auteurs concluderen dat<br />

problemen op het gebied <strong>van</strong> de uitspraak vaak leiden tot logopedie en dat ‘a watchful<br />

waiting approach’ vaker gehanteerd zou moeten worden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!