De securitisatie van KFN - Stibbe
De securitisatie van KFN - Stibbe
De securitisatie van KFN - Stibbe
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
w 26254 18-10-2006 12:02 Pagina 7<br />
‘Kapitaalbescherming: afschaffing inbrengcontrole’<br />
een tweede beschrijving later moeten volgen, bijvoorbeeld<br />
uiterlijk zes maanden ná de inbrengdatum.<br />
Bij een waardeverschil zal bijstorting vereist zijn.<br />
Maar men kan zich dan ook afvragen wat dan nog de<br />
zin is <strong>van</strong> de eerste beschrijving, indien het uiteindelijk<br />
er toch om gaat wat op de datum <strong>van</strong> daadwerkelijke<br />
inbreng wordt gestort en tegen welke waarde.<br />
Een reeds door Bier naar voren gebracht kritiekpunt<br />
op de nieuwe regeling is dat alleen het waardeverschil<br />
door middel <strong>van</strong> een storting in geld kan<br />
worden voldaan. Ik ben het met haar eens dat er geen<br />
enkele reden is om ook niet een bijstorting in natura<br />
toe te staan, mits de vennootschap daar dan wel mee<br />
instemt. 19 Een andere vraag die Bier opwerpt is of de<br />
stortingsplicht op de opvolgende aandeelhouder<br />
overgaat. 20 Zij meent <strong>van</strong> niet.Alleen de oorspronkelijke<br />
aandeelhouder zou deze plicht hebben. In deze<br />
opvatting kan ik mij niet vinden.Anders dan Bier zou<br />
ik menen dat de stortingsplicht verbonden blijft aan<br />
het aandeel. Er is sprake <strong>van</strong> een kwalitatieve verbintenis<br />
die derhalve met het aandeel overgaat op de<br />
opvolgende aandeelhouder, met dien verstande dat de<br />
oorspronkelijke aandeelhouder in beginsel hoofdelijk<br />
aansprakelijk blijft tot betaling (vgl. artikel 2:199<br />
BW). <strong>De</strong> tekst <strong>van</strong> de wet zou duidelijkheid moeten<br />
verschaffen wie er tot bijstorting verplicht is. <strong>De</strong> tekst<br />
<strong>van</strong> het Voorontwerp <strong>De</strong>rde Tranche biedt deze duidelijkheid<br />
niet.<br />
Conclusie<br />
<strong>De</strong> afschaffing <strong>van</strong> de inbrengcontrole bij en na<br />
oprichting <strong>van</strong> een BV is toe te juichen. Waar de<br />
notaris zich naar huidig recht – terecht of niet – bij<br />
storting in geld kan baseren op de vereiste bankverklaring,<br />
zal in de toekomst zijn zorgplicht ten aanzien<br />
<strong>van</strong> het voldoen aan de stortingsplicht er niet minder<br />
om worden. Hij zal een bewijs <strong>van</strong> storting moeten<br />
zien en een eventuele afspraak omtrent latere storting<br />
(boven 25%) in de akte moeten opnemen. Aan het<br />
afschaffen <strong>van</strong> het verbod tot het inbrengen <strong>van</strong> een<br />
recht op werken of diensten (artikel 2:191b BW)<br />
bestaat in de praktijk niet alleen geen behoefte, maar<br />
deze afschaffing vereenvoudigt het BV-recht bovendien<br />
zeker niet. Dit geldt wel voor het vervallen <strong>van</strong><br />
de accountantsverklaring (de ‘tenminste verklaring’)<br />
bij inbreng in natura (artikelen 2:204 a/204b).Wenselijk<br />
zou zijn dat in de wet wordt opgenomen dat<br />
ook bij inbreng in natura de stortingsplicht reëel<br />
dient te zijn. Om die reden zou uit de wet moeten<br />
blijken dat indien er uitgegaan mag worden <strong>van</strong> een<br />
peildatum die 5/6 maanden voor de daadwerkelijke<br />
inbrengdatum ligt een bijstortingsplicht (in geld of in<br />
natura) ontstaat indien er op basis <strong>van</strong> een tweede<br />
beschrijving (of tussentijdse vermogensopstelling)<br />
daadwerkelijk op de inbrengdatum minder blijkt te<br />
zijn ingebracht dan de stortingsplicht vereist.<br />
Prof. mr. D.F.M.M. Zaman is notaris te Rotterdam en<br />
bijzonder hoogleraar Notarieel Ondernemingsrecht aan<br />
de Universiteit Utrecht.<br />
7<br />
O & F<br />
Nr. 72 / oktober 2006<br />
19 Zie Bier, Preadvies 2006, pag. 240 en rapport <strong>van</strong> de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht, pag. 6 en 7.<br />
20 Zie Bier, t.a.p., pag. 240.