Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Voorts oordeelde het HvJ dat als een product onder een van de twee<br />
delen van de definitie van geneesmiddel valt en tevens valt onder de<br />
definitie van cosmetisch product, dat product als geneesmiddel moet<br />
worden aangemerkt.<br />
In de zaak Upjohn Farzoo ging het om een haargroeimiddel (minoxidil) ter<br />
bestrijding van natuurlijke kaalheid. Het HvJ bevestigt de voorgelegde<br />
prejudiciële vraag dat de definitie van geneesmiddel prioriteit heeft boven<br />
die van het cosmetische product. Geneesmiddelen kunnen bijzondere<br />
gevaren opleveren voor de volksgezondheid. Dat is in de regel niet het<br />
geval bij cosmetische producten. De enige voorwaarde is dat het product<br />
valt onder het presentatiecriterium dan wel onder het functionele criterium<br />
(de werking).<br />
In het algemeen kan worden opgemerkt dat de arresten van het HvJ die<br />
betrekking hebben op de afgrenzing tussen geneesmiddelen en andere<br />
producten, zoals cosmetische producten, voedingssupplementen, vitaminen<br />
e.d, (ook wel borderlineproducten genoemd), geen concrete<br />
houvast bieden om in voorkomende gevallen zonder meer te kunnen<br />
bepalen tot welke categorie een product behoort. Op grond van die jurisprudentie<br />
kan derhalve geen wijziging van de definitie van geneesmiddel<br />
worden voorgesteld die wel de gewenste duidelijkheid biedt.<br />
Bloedproducten, immunologische geneesmiddelen, homeopathische<br />
geneesmiddelen en geneesmiddelen voor onderzoek zijn volgens hun<br />
definitie geneesmiddelen. Daar waar het begrip geneesmiddel in het<br />
wetsvoorstel voorkomt, vallen al deze categorieën onder dat begrip, naast<br />
de categorie «gewone» geneesmiddelen. Daar waar het niet de bedoeling<br />
is dat een bepaalde categorie onder het begrip geneesmiddel valt, is dat<br />
in het wetsvoorstel expliciet bepaald of blijkt dat uit de context. Met name<br />
de geneesmiddelen voor onderzoek nemen een dergelijke uitzonderingspositie<br />
in.<br />
Eerste lid, onder c (immunologisch geneesmiddel)<br />
De definitie van immunologisch geneesmiddel komt overeen met de<br />
definitie van dat begrip in artikel 1, vierde lid, van richtlijn 2001/83/EG, met<br />
dien verstande dat de voorbeelden die richtlijn 2001/83/EG geeft van de<br />
stoffen die daar met name onder vallen, niet zijn meegenomen. Voorbeelden<br />
kunnen in de memorie van toelichting een functie vervullen, maar<br />
horen niet thuis in een wetsbepaling.<br />
Er zijn vier soorten immunologische geneesmiddelen: vaccins, sera,<br />
toxinen en allergenen. Bij vaccins moet worden gedacht aan stoffen die<br />
een actieve immuniteit teweeg brengen, zoals het choleravaccin of het<br />
vaccin tegen poliomyelitus. Bij allergenen kan worden gedacht aan een<br />
product dat bestemd is om een specifieke wijziging in de immunologische<br />
reactie op een allergie veroorzakend agens vast te stellen of teweeg te<br />
brengen.<br />
Eerste lid, onder d (homeopathisch geneesmiddel)<br />
De definitie van homeopathisch geneesmiddel komt materieel overeen<br />
met die welke is opgenomen in artikel 1, vijfde lid, van richtlijn 2001/<br />
83/EG. De definitie in het onderhavige wetsvoorstel geeft evenwel een<br />
begrenzing aan het begrip «de Europese farmacopee» door aan te geven<br />
dat het om een krachtens een bepaald verdrag samengestelde farmacopee<br />
moet gaan. «De Europese farmacopee» is geen eenduidig begrip.<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–<strong>2004</strong>, 29 359, nr. 3 27