Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
geen redenen zijn om aan te nemen dat dit geneesmiddel een risico vormt<br />
voor de volksgezondheid. Dit is dus een veel beperktere toetsing, die<br />
feitelijk neerkomt op erkenning van de door de andere lidstaat afgeven<br />
vergunning. Deze procedure wordt ook wel wederzijdse erkenning<br />
genoemd. Een erkenning moet juridisch worden geduid als het verlenen<br />
van een vergunning; zij heeft immers hetzelfde rechtsgevolg, te weten: het<br />
desbetreffende geneesmiddel mag in de handel worden gebracht in<br />
Nederland. Zie hiervoor verder de toelichting bij artikel 34, tweede lid.<br />
De handelsvergunning ziet dus op de introductie, het voor het eerst in een<br />
lidstaat in het handelsverkeer brengen van een geneesmiddel. Dit is<br />
verboden zonder voorafgaande toetsing op veiligheid, kwaliteit en werkzaamheid<br />
door de bevoegde autoriteit (in Nederland is dat het CBG). Deze<br />
toetsing mondt uit in het verlenen of weigeren van een handelsvergunning.<br />
Aan het verlenen van deze vergunning zijn ook verplichtingen<br />
verbonden zoals de geneesmiddelenbewaking en het doorgeven van<br />
wijzigingen. Er is in een lidstaat maar één (rechts)persoon die voor het<br />
desebetreffende geneesmiddel deze handelsvergunning kan krijgen.<br />
Het is eenieder (fabrikanten, groothandelaren en andere (rechts)personen)<br />
verboden geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te<br />
verhandelen, dat wil zeggen te verkopen, in te voeren, door te leveren<br />
etc., in feite elke (rechts)handeling die in het economisch verkeer voorkomt.<br />
Dit verbod is opgenomen in het tweede lid.<br />
Het derde lid bevat een aantal belangrijke uitzonderingen op de verboden<br />
van het eerste en tweede lid. Dit zijn in de eerste plaats de zogeheten<br />
eigen bereidingen van de apotheker (onderdeel a). Op de vraag wanneer<br />
sprake is van (niet vergunningplichtige) eigen bereidingen is reeds ingegaan<br />
in onderdeel 5.6 van het algemene deel van deze memorie. In de<br />
tweede plaats zijn dit de geneesmiddelen voor onderzoek. Dat zijn geneesmiddelen<br />
die zijn bestemd en worden gebruikt voor medisch wetenschappelijk<br />
onderzoek met mensen. De voorwaarden waaraan zo’n onderzoek<br />
moet voldoen zijn geregeld in de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek<br />
met mensen. Deze uitzondering is geregeld in onderdeel b van het<br />
derde lid.<br />
Onderdeel c van het derde lid opent de mogelijkheid categorieën van<br />
geneesmiddelen aan te wijzen die zonder handelsvergunning geleverd<br />
kunnen worden op bestelling van een arts en die worden bereid volgens<br />
zijn specificaties en bestemd zijn voor gebruik door zijn patiënten. Thans<br />
bestaat die mogelijkheid al voor radiofarmaceutica en voor bloedproducten.<br />
Onderdeel c, dat de inhoud bevat van artikel 5 van de richtlijn, maakt het<br />
mogelijk ook andere typen geneesmiddelen onder dit regime te brengen.<br />
Onderdeel d van het derde lid maakt op het verbod, bedoeld in het eerste<br />
lid, een uitzondering voor een geneesmiddel:<br />
– waarvoor in een andere lidstaat een handelsvergunning van kracht is,<br />
– dat uit die lidstaat wordt betrokken met het doel het in Nederland te<br />
verhandelen,<br />
– en waarvoor door het CBG een parallelhandelsvergunning is verleend.<br />
In artikel 37, eerste lid, is geregeld aan welke criteria moet zijn voldaan om<br />
parallelhandlelsvergunning te verlenen.<br />
Onderdeel e is een verlengstuk van artikel 9, zesde lid. Als de het Staatstoezicht<br />
(de inspecteur) toestemming verleent voor de invoer van een<br />
geneesmiddel dan betekent dat nog niet dat het middel in de handel mag<br />
worden gebracht. Daarom is ook een ontheffing nodig om het verbod om<br />
zonder handelsvergunning in de handel te brengen, buiten werking te<br />
stellen.<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–<strong>2004</strong>, 29 359, nr. 3 51