10.11.2014 Views

Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT

Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT

Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

wordt benut, b) wanneer door middel van een wetenschappelijke bibliografie<br />

kan worden aangetoond dat het middel reeds lang in de medische<br />

praktijk in gebruik is en de werkzaamheid en veiligheid erkend zijn, en c)<br />

wanneer een geneesmiddel in wezen gelijkwaardig is aan een geneesmiddel<br />

dat ten minste tien jaar in de Gemeenschap is toegelaten en in de<br />

desbetreffende lidstaat in de handel wordt gebracht. Over de vraag<br />

wanneer een geneesmiddel «in wezen gelijkwaardig» is aan een ander<br />

geneesmiddel heeft het Hof van Justitie enkele jaren geleden het zogeheten<br />

«Generics arrest» gewezen (Zaak C-368/96, HvJ 3-12-1998). Dit is het<br />

geval wanneer het geneesmiddel voldoet aan de criteria van dezelfde<br />

kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling van werkzame bestanddelen,<br />

dezelfde farmaceutische vorm en biologische equivalentie en naar wetenschappelijke<br />

inzichten niet aanzienlijk blijkt te verschillen wat betreft de<br />

veiligheid of werkzaamheid. In de conclusie van de AG inzake AstraZeneca<br />

(C-223/01, 23 januari 2003) is bovendien uitgemaakt dat onder het vereiste<br />

dat het referentiegeneesmiddel «in Nederland in de handel wordt/is<br />

gebracht» moet worden verstaan dat degene die een handelsvergunning<br />

voor een generiek geneesmiddel aanvraagt, moet aantonen dat er op het<br />

moment van de aanvraag een handelsvergunning voor het referentiemiddel<br />

in de lidstaat geldt.<br />

Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat met de zinsnede «onverminderd<br />

het recht met betrekking tot de bescherming van de industriële en<br />

commerciële eigendom» in artikel 10, eerste lid, van de richtlijn wordt<br />

bedoeld het octrooirecht op een bepaald stofje dat zit in het geneesmiddel<br />

waarop de (originele) handelsvergunning betrekking heeft. Dat is dus niet<br />

hetzelfde als de periode van dossierbescherming waarop artikel 10, eerste<br />

lid, onder a, sub iii, van de richtlijn betrekking heeft en dat in artikel 32,<br />

vierde lid, onder c, van het wetsvoorstel tot uitdrukking is gebracht.<br />

Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat er in de ministeriële regeling,<br />

bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, in elk geval voor drie categorieën<br />

van geneesmiddelen (homeopathische geneesmiddelen, bedoeld<br />

in het derde lid, generieke geneesmiddelen en (referentie)geneesmiddelen)<br />

onderscheid zal worden gemaakt ter zake van de over te leggen<br />

gegevens.<br />

Artikel 33<br />

Artikel 33, eerste lid, bepaalt dat het College binnen een week de<br />

ontvangst van een aanvraag of van een aanvulling van die aanvraag<br />

bevestigt. Ingevolge artikel 4:5 van de AWB kan het College besluiten een<br />

aanvraag niet te behandelen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan<br />

enig wettelijk voorschrift, of indien de verstrekte gegevens en bescheiden<br />

onvoldoende zijn om een besluit te kunnen nemen, mits de aanvrager de<br />

gelegenheid heeft gekregen zijn aanvraag aan te vullen.<br />

Het College moet binnen 210 dagen na ontvangst van een aanvraag een<br />

besluit nemen, tenzij het een aanvraag betreft om erkenning van een in<br />

een andere lidstaat afgegeven handelsvergunning. In het laatste geval<br />

moet het College een besluit nemen binnen 90 dagen na ontvangst van<br />

het beoordelingsrapport dat in de andere lidstaat is opgesteld. Voor de<br />

goede orde zij hier opgemerkt dat de termijn van 210 dagen op grond van<br />

artikel 4:15 Awb worden opgeschort voor de duur dat een aanvrager in<br />

gebreke blijft met een aanvulling als bedoeld in artikel 4:5 Awb. Dit betreft<br />

de zogeheten ongenoegzame aanvraag, die het bestuursorgaan kan doen<br />

besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen. De tweede zin van<br />

het tweede lid maakt het mogelijk dat het College ook nadien, dus nadat<br />

de aanvraag in behandeling is genomen, om aanvullende gegevens kan<br />

verzoeken, welk verzoek de behandelingstermijn doet opschorten totdat<br />

de verlangde gegevens zijn verstrekt. Dit vloeit voort uit artikel 19, derde<br />

lid, van de richtlijn.<br />

Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–<strong>2004</strong>, 29 359, nr. 3 53

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!