10.11.2014 Views

Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT

Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT

Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

facultatief voor geneesmiddelen die naar de mening van de EMEA een<br />

belangrijke innovatie vormen.<br />

Voor de overige geneesmiddelen kan uitsluitend een handelsvergunning<br />

per lidstaat worden verkregen, waarbij wordt aangetekend dat een<br />

vergunning die in één lidstaat is verleend, in beginsel en via een eenvoudige<br />

procedure op verzoek door de overige lidstaten wordt erkend (dit<br />

wordt ook wel procedure van wederzijdse erkenning of decentrale procedure<br />

genoemd). Slechts bij uitzondering kan een lidstaat besluiten niet tot<br />

erkenning over te gaan. In dat geval is een Europese arbitrageprocedure<br />

voorgeschreven waarbij uiteindelijk de Europese Commissie een besluit<br />

neemt waaraan alle lidstaten gebonden zijn.<br />

Het systeem van de handelsvergunning houdt dus in een verbod om een<br />

geneesmiddel in Nederland te introduceren dat niet vooraf is getoetst op<br />

werkzaamheid, kwaliteit en veiligheid. Die toetsing mondt uit in een<br />

handelsvergunning, afgegeven door de desbetreffende bevoegde autoriteit<br />

(de Europese Gemeenschap of het CBG).<br />

De aanvrager of houder van de handelsvergunning behoeft overigens niet<br />

de fabrikant van het geneesmiddel te zijn. Het kan ook een rechtspersoon<br />

zijn waarmee de fabrikant een overeenkomst heeft gesloten. De houder<br />

van de handelsvergunning is de (rechts)persoon die als eerste een<br />

geneesmiddel in een lidstaat of in de Europese Unie in het verkeer heeft<br />

gebracht en die verplichtingen heeft ten aanzien van onder meer de<br />

geneesmiddelenbewaking en het doorgeven van wijzigingen.<br />

Een geneesmiddel waarvoor een handelsvergunning is afgegeven kan<br />

vervolgens door groothandelaren en parallelhandelaren worden ingekocht<br />

en aan andere groothandelaren of apotheken worden afgeleverd.<br />

Het begrip «in het handelsverkeer brengen» in het eerste lid van artikel 31<br />

moet worden verstaan als: het voor de eerste keer in het handelsverkeer<br />

brengen, het introduceren van een geneesmiddel in Nederland. Dit is<br />

verboden zonder voorafgaande goedkeuring (handelsvergunning). In<br />

richtlijn 2001/83/EG is dit verbod opgenomen in artikel 6, eerste lid. De<br />

handelsvergunning wordt verleend aan de fabrikant of een door hem<br />

daartoe gemachtigde rechtspersoon. De houder van de handelsvergunning<br />

heeft dan de uit de richtlijn voortvloeiende rechten en<br />

plichten.<br />

Het verbod van het tweede lid van artikel 31 van het onderhavige wetsvoorstel<br />

richt zich tot rechtspersonen die zich toeleggen op de handel en<br />

aflevering in geneesmiddelen, te weten de groothandelaren. Deze mogen<br />

alleen geneesmiddelen verhandelen en afleveren waarvoor een handelsvergunning<br />

is afgegeven (artikel 76 van de richtlijn).<br />

Dat een handelsvergunning voor een geneesmiddel is afgegeven, heeft<br />

dus twee gevolgen: ten eerste dat er een (rechts)persoon verantwoordelijk<br />

is en blijft voor het in het handelsverkeer brengen (de houder van de<br />

handelsvergunning), alsmede dat het geneesmiddel ook rechtmatig doorverhandeld<br />

en afgeleverd mag worden door andere (rechts)personen<br />

zoals groothandelaren.<br />

In de artikelsgewijze toelichting wordt uitgebreid ingegaan op de voorwaarden<br />

voor en de procedure bij het verlenen van een handelsvergunning.<br />

Op deze plaats wordt nog opgemerkt dat de begrippen<br />

«(therapeutische) werkzaamheid» en «onschadelijkheid» in artikel 34 in<br />

onderling verband dienen te worden onderzocht, en een relatieve betekenis<br />

hebben. Dat wil zeggen dat zij dienen te worden beoordeeld aan de<br />

hand van de stand van de wetenschap en de bestemming van het geneesmiddel.<br />

Uit de over te leggen gegevens moet blijken dat bij de afweging<br />

van het belang van de therapeutische werking ten opzichte van mogelijke<br />

risico’s het therapeutisch belang de doorslag geeft. Deze zienswijze is<br />

neergelegd in overweging 7 bij richtlijn 2001/83/EG.<br />

Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–<strong>2004</strong>, 29 359, nr. 3 7

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!