Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
van het Wetboek van Strafvordering. Deze bepaling ziet op het feit dat een<br />
overtreder die direct geconfronteerd wordt met een toezichthouder, zich<br />
wellicht verplicht voelt vragen te beantwoorden terwijl daarvoor juridisch<br />
geen verplichting bestaat.<br />
Artikel 90<br />
In het eerste lid is bepaald dat een overtreder het recht heeft op inzage in<br />
zijn dossier indien hij hierom verzoekt ter voorbereiding van zijn verdediging.<br />
Onder dossier wordt verstaan alle documenten die dienen ter onderbouwing<br />
van de opgelegde boete. Het inzagerecht heeft zowel betrekking<br />
op de fase voor de oplegging van de boete als op de fase van bezwaar en<br />
van beroep.<br />
Artikel 91<br />
Dit artikel verbiedt dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke<br />
boete door de minister wordt gemandateerd aan degene die het<br />
proces-verbaal heeft opgesteld. Het doel hiervan is om functiescheiding<br />
aan te brengen tussen degene die de gedraging constateert en degene die<br />
over het sanctioneren van die gedraging beslist. Het is een beginsel van<br />
fair play dat degene die de beslissing neemt, niet reeds in een eerdere<br />
fase betrokken is bij de procedure en daardoor niet vooringenomen kan<br />
beslissen.<br />
De bevoegdheid tot het opstellen van het proces-verbaal zal worden<br />
gemandateerd aan ambtenaren van een bepaald organisatieonderdeel<br />
van de IGZ. De bevoegdheid tot oplegging van een boete zal aan ambtenaren<br />
van een ander organisatieonderdeel van de IGZ worden gemandateerd.<br />
De verdeling van deze bevoegdheden zal in een mandaatbesluit<br />
worden vastgelegd<br />
Artikel 92<br />
Het eerste lid ziet op de situatie dat een overtreder in de gelegenheid<br />
wordt gesteld om zijn zienswijze omtrent het voornemen tot boeteoplegging<br />
kenbaar te maken aan de minister. De overtreder kan dit zowel<br />
mondeling als schriftelijk doen. Teneinde zich op het kenbaar maken van<br />
zijn zienswijze voor te kunnen bereiden, dient de overtreder in elk geval<br />
vooraf op de hoogte te worden gesteld van de tegen hem ingebrachte<br />
beschuldiging. Om zich daarop goed te kunnen voorbereiden, zal hij in elk<br />
geval in het bezit moeten zijn van het proces-verbaal. Het eerste lid voorziet<br />
daarin.<br />
In het eerste lid is voorts bepaald dat de minister zorg draagt voor kosteloze<br />
bijstand van een tolk indien een overtreder niet in staat is de Nederlandse<br />
taal te begrijpen en dit van invloed is op het kunnen voeren van<br />
een adequate verdediging.<br />
Artikel 93<br />
In het eerste lid is bepaald dat de minister binnen 13 weken na dagtekening<br />
van het proces-verbaal een beslissing neemt omtrent de oplegging<br />
van een bestuurlijke boete. De beslistermijn is, net als andere termijnen in<br />
het bestuursrecht, een termijn van orde. Dit betekent dat bij overschrijding<br />
van de termijn niet de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke<br />
boete vervalt.<br />
In het tweede lid is bepaald dat de termijn wordt opgeschort indien een<br />
gedraging wordt voorgelegd aan het openbaar ministerie, tot op de dag<br />
dat de minister bevoegd wordt om een boete op te leggen. Ook het open-<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–<strong>2004</strong>, 29 359, nr. 3 77