Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Geneesmiddelenwet MvT maart 2004 - VGT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
oodschap van 27 februari 2003 ingediende voorstel van Wet tot wijziging<br />
van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen ter<br />
implementatie van richtlijn 2001/20/EG inzake de toepassing van de<br />
goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met<br />
geneesmiddelen voor menselijk gebruik (Wetenschappelijk onderzoek<br />
met geneesmiddelen) tot wet zal zijn verheven en in werking is<br />
getreden. De taak houdt in dat het College ervoor zorg draagt dat<br />
bepaalde gegevens die het ontvangt van de centrale commissie met<br />
betrekking tot klinische proeven met geneesmiddelen worden ingevoerd<br />
in een nog op te richten Europese databank.<br />
In de desbetreffende materiehoofdstukken van dit wetsvoorstel zijn de<br />
taken en werkzaamheden van het College nader uitgewerkt.<br />
Het College voert uitsluitend deze bij of krachtens de wet opgedragen<br />
taken uit; het College kan niet besluiten andere of nieuwe taken te gaan<br />
verrichten, noch activiteiten gaan ontplooien die ook op de vrije markt<br />
plaatsvinden. Uiteraard is het College als zelfstandig bestuursorgaan vrij<br />
zijn publieke taken te operationaliseren op een wijze die hem aangewezen<br />
voorkomt.<br />
Het nemen van besluiten over de toelating van geneesmiddelen is een<br />
publieke taak. Van oudsher onderzoekt het Rijksinstituut voor gezondheid<br />
en milieu (RIVM) van aanvraagdossiers voor een handelsvergunning het<br />
chemisch, farmaceutisch en biologisch deel, alsmede het toxicologisch en<br />
farmacologisch deel. Dit vloeide voort uit artikel 9a, tweede lid, van het<br />
Besluit op het college ter beoordeling van geneesmiddelen. In dat<br />
artikellid is bepaald dat het RIVM de bedoelde onderzoekswerkzaamheden<br />
uitvoert. Het personeel van het RIVM heeft een geheimhoudingsplicht. In<br />
de Wet op het RIVM is bepaald dat de Minister van VWS geen aanwijzingen<br />
kan geven over de wijze waarop onderzoeken worden uitgevoerd<br />
en daarover wordt gerapporteerd. Dit betekent dat geheimhouding, onafhankelijkheid<br />
en wetenschappelijke deskundigheid zijn gewaarborgd. Er<br />
was in deze constructie derhalve geen sprake van het (Europees) aan- of<br />
uitbesteden van kerntaken van het College, maar van een taakopdracht<br />
met een wettelijke grondslag. Het is wenselijk dat deze situatie wordt<br />
gecontinueerd, indien en zolang (het secretariaat van) het College deze<br />
werkzaamheden niet zelf verricht. Teneinde dit vast te leggen, bepaalt het<br />
tweede lid dat de genoemde onderzoeks- en beoordelingswerkzaamheden<br />
worden uitgevoerd door het RIVM, voorzover het secretariaat van het<br />
College deze (structureel) niet zelf verricht.<br />
Dit laat uiteraard onverlet dat het College op ad hoc basis externe deskundigen,<br />
verbonden aan bijvoorbeeld ziekenhuizen of universiteiten, kan<br />
raadplegen wanneer het College dit nodig acht.<br />
Het spreekt voor zich dat in Europese richtlijnen opgenomen voorschriften,<br />
waarvan de uitvoering of nakoming in de Nederlandse praktijk<br />
moet plaatsvinden door het College, in de Nederlandse wetgeving worden<br />
opgenomen als voorschriften die zich richten tot het College. Een richtlijn<br />
werkt immers, in beginsel, niet rechtstreeks.<br />
Bij een Europese verordening, die wel rechtstreekse werking heeft, is,<br />
voor zover hier van belang, nationale wetgeving nodig indien uit de verordening<br />
niet rechtstreeks voortvloeit welk nationaal orgaan met de uitvoering<br />
of naleving van de voorschriften van de verordening is belast. Verordeningen<br />
bemoeien zich in beginsel niet met de wijze waarop een lidstaat<br />
de uitvoering of naleving van de daaruit voortvloeiende verplichtingen<br />
organiseert. Dus als een Europese verordening een voorschrift bevat dat<br />
door de lidstaten moet worden uitgevoerd, en dat in de nationale praktijk<br />
van de lidstaten, al dan niet als gevolg van implementatie van een Europese<br />
richtlijn, geschiedt door organen die met de verlening van handels-<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–<strong>2004</strong>, 29 359, nr. 3 35