De commissie is van mening dat zorg en behandeling gericht op psychosociale klachten zoals angst,depressie misselijkheid en braken een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van leven van depatiënten.Het verdient aanbeveling om tijdens de behandeling van het ovariumcarcinoom de patiënten op dehoogte te stellen van de mogelijkheid tot psychosociale zorg.De commissie is dan ook van mening dat het aanbeveling verdient om tijdens de behandeling van hetovariumcarcinoom psychosociale begeleiding, indien gewenst, uit te laten voeren door eenverpleegkundig specialist oncologie, psycholoog of een geestelijk verzorger.Literatuurbespreking:Leidt structurele begeleiding door een gespecialiseerd psychosociale hulpverlener(seksuoloog, maatschappelijk werker, psycholoog, verpleegkundig specialist oncologie,diëtist, geestelijk verzorger) tot een verbeterde kwaliteit van leven bij patiënten tijdens en nade behandeling?InleidingDe diagnose kanker en de behandeling heeft niet alleen gevolgen voor het lichamelijk functioneren.Psychische problemen kunnen zich op verschillende momenten tijdens de ziekte meer of mindervoordoen. Vrouwen die worden geconfronteerd met ovariumcarcinoom zijn vaak al in een verdergevorderd stadium van de ziekte. Op het moment dat de diagnose pas bekend is kunnen gevoelensvan angst, depressie en hevige emoties op de voorgrond komen te staan. Lichamelijke problementreden vooral in sterke mate op tijdens behandeling, zoals tijdens de behandeling met chemotherapieen in de terminale fase van de ziekte (Haes de 2001). Er zijn aanwijzingen dat kanker gepaard gaatmet een verminderde kwaliteit van leven bij diagnosestelling en tijdens de behandeling, maar dat erdaarna weinig verslechtering wordt gerapporteerd (Edlinger 1998). Een verklaring hiervoor is hetfenomeen "response-shift", dat wil zeggen dat patiënten hun referentiekader van ‘goede' kwaliteit vanleven bijstellen. Onderzoek naar kwaliteit van leven specifiek bij vrouwen met ovariumcarcinoom laatzien dat 33 % van de patiënten last heeft van angst en depressie (Kornblith 1995). Terwijl eenverminderde fysieke conditie vaak invloed heeft op het psychische welzijn.Veel studies over kanker maken gebruik van ziektespecifieke meetinstrumenten. Binnen de EuropeanOrganisation for Research and Treatment of Cancer(EORTC) is de EORTC-QLQ-C30 ontwikkeld.Naast dit kwaliteit-van-leven meetinstrument zijn er modules ontworpen voor verschillende typenkanker zoals de EORTC OV28 (EORTC 2007) die specifiek is voor ovariumcarcinoom. In deonderzochte literatuur wordt weinig melding gemaakt van deze meetinstrumenten.Er zijn geen studies die het effect van interventies hebben geanalyseerd voor alleenovariumcarcinoom patiënten. Er zijn verschillende studies gedaan naar de effecten van psychosocialeinterventies bij borstkankerpatiënten en bij heterogene groepen kankerpatiënten. Deze studiesbetroffen vooral interventies gericht op symptoommanagement.De uitkomstmaten variëren per onderzoek en betreffen:• Kwaliteit van Leven• Angst• Depressie• Stemming• Misselijkheid en braken• Pijn• Coping• KennisSamenvatting van de literatuurArving (2007) deed een randomized controled trial bij borstkanker patiënten. Uitgangsvragen: Zijn erverschillen in kwaliteit van leven, angst, depressie en posttraumatische stress tussen patiënten diebegeleid worden door een verpleegkundige of psycholoog en patiënten die standaard zorg krijgen enzijn er verschillen wat betreft het gebruik van algemeen verkrijgbare psychosociale zorg?Resultaten: De interventiegroepen verbeterden meer dan de controlegroep met betrekking tot slapenen financiële zorgen. Patiënten in de interventiegroepen hadden minder last van indringende
gedachten. De interventiegroepen deden minder vaak een beroep op andere psychosocialehulpverlening. Borstkanker patiënten lijken behoefte te hebben aan psychosociale ondersteuning.Begeleiding door een getrainde oncologieverpleegkundige of psycholoog zou in deze behoeftekunnen voorzien. Over het algemeen zijn de effecten van begeleiding beperkt.Beperkingen studie: voor inclusie geen screening op psychische problemen, onvoldoende power, nietgoed gerandomiseerd. Patiënten uit controle groep ontvingen gedeeltelijk ook ondersteunende zorg,hierdoor ontstaat verwarring over de resultaten.Onderzoek kwalificatie BConclusie: Beperkte effecten van de interventie.Devine (1995) heeft een meta-analyse uitgevoerd met als doel stabiele en interpreteerbarevoorspellingen van effecten van psychosociale hulpverlening aan kanker patiënten te verzamelen. Deonderzoeken (n=116) beschrijven de effecten van psychosociale zorg aan volwassen patiënten metkanker. De interventies zijn gericht op psychisch en lichamelijk welbevinden en kennis. Afhankelijkevariabelen zijn: angst, depressie, stemming, misselijkheid, braken, pijn en kennis.In de studies zijn diverse interventies, (psycho) educatie, counseling, (cognitieve) gedragstherapie,ontspanningoefeningen, hypnotherapie, imaginaire stimulatie, hetzij als mono therapie hetzijgecombineerd, vergeleken met standaardzorg. De effecten van verschillende vormen psychoeducatielijken een positief effect te geven op angst en depressie. Misselijkheid en braken bijchemotherapie zouden verminderen door ontspanningsoefeningen al dan niet gecombineerd metimaginaire stimulatie en systematische desensitisatie. Positieve effecten zijn vaker waargenomen bijkuren 4/ 5 dan bij de eerste cycli. Over het algemeen is niet gekeken naar de kwaliteit van leven.Onderzoek kwalificatie A2Conclusie: er zijn aanwijzingen dat psychosociale hulpverlening een positief effect heeft op angst,depressie, stemming, misselijkheid en braken, pijn en kennis.Maughan (2001) beschrijft een randomized controled trial. De onderzoekspopulatie: vrouwen (n=36)die op de wachtlijst staan voor radicale bekkenchirurgie bij gynaecologische kanker. Doel van destudie is:Inzicht te krijgen in aanpassing van patiënten na een grote operatie in het kleine bekken oppsychische, sociale en seksuele aspecten.Te onderzoeken wat de invloed van een interventie door een verpleegkundig specialist is oppsychisch, sociaal en seksueel "herstel" na gynaecologische kanker.De beleving van vrouwen die zijn geconfronteerd met gynaecologische kanker te kennenVrouwen in de interventiegroep worden begeleid door een verpleegkundig specialist, de vorm waarinde begeleiding is gegeven wordt niet nader omschreven.Resultaten: in de interventie groep is een positief effect met betrekking tot emotioneel, cognitief ensociaal functioneren en een beter seksueel functioneren. De verschillen zijn echter niet statistischsignificant. De global health status verbeterde wel statistisch significant evenals een sneller herstelvan de seksuele activiteiten en er zijn minder slaapstoornissen. Beperkingen van de studie:steekproef is klein, er is vooral gekeken naar de gevolgen voor de seksualiteit. De onderzoekervoerde de interventie uit.Onderzoek kwalificatie BConclusie: Er zijn geen significante verschillen tussen beide groepen maar er zijn aanwijzingen datbegeleiding door een gespecialiseerde verpleegkundige effectief is voor een positief effect m.b.t.emotioneel, cognitief en seksueel functioneren.Uitterhoeve (2004) heeft een review vericht op ‘De effectiviteit van psychosociale interventies bijpatiënten met een gevorderd stadium van kanker op de kwaliteit van leven'. In dit review wordendertien gerandomiseerde klinische trials beschreven waarvan in acht studies alleen vrouwenbetrokken waren.Uit analyse van de resultaten van de trials blijkt er in dat in bijna alle gevallen (n=12) sprake is vaneen positief effect van psychosociale interventies op één of meerdere aspecten van de kwaliteit vanleven. Dit betreft afname van angst, depressie en gevoelens van bedroefdheid.Onderzoek kwalificatie A2Conclusie: er zijn aanwijzingen dat cognitieve gedragstherapie een positief effect kan hebben op dekwaliteit van leven van patiënten met kanker in een gevorderd stadium, vooral op het gebied vanemotioneel functioneren.
- Page 2: Algemeen 3Epidemiologie en Etiologi
- Page 6 and 7: Het belangrijkste probleem met de h
- Page 8 and 9: Echo - criteria (U)Menopauze status
- Page 10: 87,5% (hetgeen betekent dat 12,5% v
- Page 13 and 14: Clear cell tumoren• Benigne• Bo
- Page 16 and 17: fossa obturatoria. Een unilaterale
- Page 18 and 19: • De commissie heeft zich gereali
- Page 20 and 21: ChemotherapieAanbeveling:Op basis v
- Page 22 and 23: hoge stadium ovariumcarcinoom (Colo
- Page 24 and 25: Interval debulking chirurgieLiterat
- Page 26 and 27: Er zijn geen aanwijzingen dat een a
- Page 28 and 29: In totaal zijn er in 2007 vier meta
- Page 30 and 31: In de meeste centra wereldwijd word
- Page 32 and 33: Cytoreductieve chirurgieAanbeveling
- Page 36 and 37: Voor de evidencetabel zie bijlage 2
- Page 38: Niveau 4 D Commissie; Maughan 2001C
- Page 41 and 42: Conclusies:Het is aannemelijk dat p
- Page 44 and 45: Bijlage 2KnelpuntenDiagnostiek:•
- Page 46 and 47: Bijlage 3UitgangsvragenDiagnostiek1
- Page 48 and 49: Bijlage 6Wetenschappelijke onderbou
- Page 50 and 51: van niveau A2, met consistent resul
- Page 52 and 53: Bijlage 11Houderschap richtlijnDe h
- Page 54 and 55: Bijlage 15Bibliografischereferentie
- Page 56 and 57: Bijlage 16Bibliografischereferentie
- Page 58 and 59: Suzuki M,2000C cohort 47 Stadium I,
- Page 60 and 61: Bijlage 17Bibliografischereferentie
- Page 62 and 63: Aantal kuren adjuvante chemotherapi
- Page 64 and 65: Hess2007Fung Kee2007Fujiwari2007A1A
- Page 67 and 68: Bristow RE,2006** Metaanalyse22 stu
- Page 69 and 70: Bristow1996- “SR”5 studies, 3 r
- Page 71 and 72: Bijlage 21Bibliografische referenti
- Page 73 and 74: CA125, Follow-up en QoLParker2006Pa
- Page 76 and 77: Bijlage 23Bibliografische referenti
- Page 78 and 79: Chow E,Palliat Med.2004Jan;18(1):25
- Page 80 and 81: Vos PJPsycho-therPsychosom2004;73:2
- Page 82 and 83: Elit, 2002 B VergelijkendcohortEnge
- Page 84 and 85:
Vernooij,2008BVergelijkendcohort107
- Page 86:
Bijlage 28article stadium leeftijd