13.07.2015 Views

Concept Richtlijn Ovariumcarcinoom - Oncoline

Concept Richtlijn Ovariumcarcinoom - Oncoline

Concept Richtlijn Ovariumcarcinoom - Oncoline

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De studies vergelijken binnen een cohort patiënten met EOC (epitheliaal ovarium carcinoom) heteffect van de specialisatie van de gynaecoloog en/of ziekenhuis op de prognose van EOC. Er zijngeen studies gevonden waarin specifiek is gekeken naar de invloed van de specialisatie van demedisch oncoloog of naar het effect van het regionaal multidisciplinair bespreken van patiënten.Vrijwel alle studies betreffen retrospectieve cohort studies. Er is één case control studie (Tingulstad2003). Er zijn twee systematic reviews gepubliceerd (Giede 2005 en Vernooij 2007) welke dus alleenzijn gebaseerd op bovengenoemde retrospectieve cohortstudies. Omdat om ethische en praktischeredenen een prospectief gecontroleerde studie niet verricht zal worden, is bewijsniveau B demaximaal haalbare classificatie.De in de studies gehanteerde definities van specialisatie van gynaecoloog, aard en volume van hetziekenhuis verschillen waardoor onderlinge vergelijking bemoeilijkt wordt.In drie studies wordt alleen gesproken van betrokkenheid van een gynaecologisch oncoloog (Carney2002, Chan 2007, Earle 2006), en is dus bij de beoordeling van het effect van de specialisatie van degynaecoloog op de prognose niet specifiek gekeken naar de daadwerkelijke operateur. Omdat delokale organisatie van de gezondheidzorg bij beantwoording van deze vraag meespeelt wordenstudies met Nederlandse data voor het beantwoorden van bovenstaande vragen van groter belanggeacht. Indien gekeken wordt naar gepubliceerde data is dit van toepassing op twee cohort studie(Vernooij 2008 en Engelen 2006). In de eerste studie is in een groot Nederlands cohort gekeken naarhet effect van ziekenhuis op de totale overleving terwijl in de tweede studie voor het effect op detotale overleving zowel naar de specialisatie van de gynaecoloog als naar het type ziekenhuis werdgekeken maar slechts in één regio. Recente data die de volledige Nederlandse situatie weergeven,zowel voor type ziekenhuis als specialisatie van de gynaecoloog zijn wel beschikbaar maar nietgepubliceerd en daarom nog niet meegenomen in de resultaat tabellen.Alle artikelen zijn samengevat in evidencetabellen.Bijlage 25 toont het effect van de gynaecoloog op de totale overleving. Dit effect werd op tweeverschillende manieren beoordeeld: wel of niet erkend als subspecialist en/of het aantal ingrepen perjaar per gynaecoloog.Voor wat betreft. de erkenning als subspecialist vonden twee studies een positief effect op deoverleving (Engelen 2006 en Chan 2007). In drie studies werd het positieve effect alleen gezien bijgevorderde ziekte (Junor 1999, Carney 2002 en Paulsen 2006). In drie studies werd in allesubanalyses geen positief effect waargenomen (Shylasree 2006, Vernooij 2008; Grossi 2002).Daarbij moet voor de studie van Grossi (2002) wel worden opgemerkt dat deze corrigeert vooruitkomst van de operatie terwijl dit nu juist een plausibele reden is dat er verschillen in overlevingtussen behandelaars ontstaat. Door deze factor aan de multivariabele analyse toe te voegen leidt tenonrechte tot overcorrectie.Voor wat betreft de invloed van het aantal ingrepen per gynaecoloog is het opvallend dat in deNederlandse studie (Vernooij 2008) wel een significant verschil werd gevonden welk verschil dus nietbleek te zijn gerelateerd aan de erkenning als subspecialist. In een andere studie (Woodman 1997)werd geen significant verschil gevonden.In bijlage 27 wordt het het effect getoont van de gynaecoloog op de overall survival, waarbij echterhet effect gemeten is ten opzichte van het een algemeen chirurg. Beide studies vinden een significantverschil in overleving ten gunste van de gynaecoloog. Deze situatie is in Nederland echter een vrijwelniet voorkomende situatie. In bijlage 28 wordt het effect van het ziekenhuis op de overleving getoondwaarbij echter verschillende definities van gespecialiseerd ziekenhuis gehanteerd werden. Hoewelniet altijd expliciet gemeld zijn in deze analyses het effect van de medisch oncoloog meegenomen.In twee studie werd geen effect waargenomen indien gekeken werd naar volume (Stockton 2000 enElit 2002). In één van deze studies werd echter wel een positief effect gezien van ziekenhuizen meteen radiotherapie en oncologie-unit in vergelijking met ziekenhuizen zonder deze afdelingen. In dedrie resterende studies waarbij wel een positief effect werd waargenomen betrof het twee studies metalleen gevorderde ziekte als inclusiecriterium (Tingulstad 2003 en Paulsen 2006) en één studiewaarbij alle stadia betrokken waren (Oberaigner 2006, Vernooij 2008). In de Nederlandse studie naarhet effect van ziekenhuis specialisatie op overleving van ovariumcarcinoom patiënten werd hetgrootste effect gevonden in de groep patiënten met stadium I-IIb ziekte (Vernooij 2008).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!