950593-01 MANUALE CB SC.indd - MICRONIX, spol. s ro

Het snelstartprogramma controleert de accuspanning. Als die
lager is dan toegestaan verschijnt de melding “CHECK”.
In dit geval levert de accu 5 Amp totdat de spanning is bereikt
voor een snelstart.
Als de accu sterk ontladen is en u wenst de procedure te
versnellen, raden wij aan de snelstart te onderbreken en de
De limieten die u mag wijzigen zijn:
accu 0- 5 minuten lang op te laden (snelle lading).
S1 = Eindlimiet voor het opladen
Als de melding “GO” verschijnt, mag u het voertuig aan
S2 = Equalisatielimiet
zetten.
S3 = Limiet voor het behoud
Draai aan de contactsleutel van het voertuig. De
Het symbool “P” verschijnt rechts op het scherm. snelstart duurt 4” “RUN” en wordt gevolgd door een
Om de oorspronkelijke limieten weer in te stellen, selecteert u pauze van 40” “WAIT”.
gewoon een andere spanning of accu.
De cyclussen worden gestuurd door de microprocessor.
U kunt het voertuig niet aan zetten tijdens een pauze.
Een motorvoertuig starten
Tijdens een pauze wordt de accu geladen met een
stroom van 5 Amp.
U kiest het snelstartprogramma “Boost”
Onderbreek het snelstarten door 1 seconden lang de
“Safe Charge & Boost” Tijdens het snelstarten
knop [Test & go ] in te drukken
werkt altijd de beveiliging van de voertuigelektronica
(spanningbegrenzer). U kunt deze beveiliging niet BELANGRIJK voor het STARTEN
uitschakelen.
Voordat u het voertuig een snelstart laat maken, leest
u aandachtig de instructies van de voertuig- en de
Zet de schakelaar [ F ] op I/ON om de oplader aan te accuproducent.
zetten.
Om de elektronica in het voertuig niet te beschadigen:
Druk op de toetsen [ ◄ ► ] voor informatie over de manier Niet snelstarten als de accu gesulfateerd of defect is.
waarop de oplader werkt. U ziet de volgende gegevens: Niet snelstarten als de accu niet aangesloten is in het
Eerste Menu Afb. ,3
voertuig: de accu moet in het voertuig zitten om eventuele
overspanning op te vangen die kan ontstaan omdat er
energie opgeslagen is in de verbindingskabels tijdens de
snelstartfase.
Om het snelstarten te vergemakkelijken, raden wij aan de
accu altijd eerst 0- 5 minuten op te laden (snelle lading).
0) Accuspanning
) Geselecteerd programma
3) Secondenteller (beschikbaar in de statussen
“Wait” en “Run”)
05) Waarschuwingsymbolen (zie de paragraaf
“Waarschuwingen” )
) Signalering van de opstartcyclus: “Stop”;
“Check”; “Go”; “Run”; “Wait”
Tweede Menu Afb. ,4
0 ) Accuspanning
09) Startstroom
Om het snelstarten te starten, drukt u 1 seconden lang
de knop [Test & go ] in.
De acculader draait eerst de sulfateringstest van de accu:
de led [A] knippert zolang de test duurt en blijft dan gewoon
branden totdat de accu opgeladen is.
Als na de test het symbool “S” verschijnt, betekent dit dat de
accu sterk ontladen is en een zuurreactie is begonnen.
In dit geval raden wij aan om eerst een
desulfatiseringsprogramma te draaien.
Het geselecteerde programma wordt niet onderbroken door
de waarschuwing “S”.
<strong>950593</strong>-0 04/04/ 3
De starter programmeren
Als u het programmeermenu hebt geopend, kunt u de
accuoplader niet gebruiken.
Druk op de knop [Setting Menu] om het programmeren
van de oplader te starten en blader door de menu’s met
de knoppen [ ◄ ► ].
Afhankelijk van de inhoud kunt u met de knoppen [ ▲▼ ]
een parameter selecteren of een cijfer wijzigen. De overgang
naar een volgende parameter, slaat de wijziging op.
Een overzicht van de bedieningen
Selecteer het snelstartprogramma “BOOSTER”
De fasen van het snelstartprogramma zijn:
) Controle van het zuurgehalte
0) Snelstart met de volgende vermeldingen: Afb.6
“CHECK”: accu met te lage spanning: wordt opgeladen
met beperkte stroom.
“GO” = klaar voor het snelstarten
“RUN” = snelstarten bezig (4 seconden)
“WAIT” = wachttijd (40 seconden)
Selecteer de accuspanning (volt)
De beschikbare accuspanningen zijn: , , 4 Volt
4