18 egelskop posthoornslak kokerjuffer DE ‘WILDE’ DIEREN VAN DE WATERKANT waterpest veenwortel zwanenmossel waterhoen groene kikker 3-doornige stekelbaars schaatsenrijder gele plomp poelslak duikerwants waterspin pijlkruid spinnende watertor kamsalamander geelgerande watertor puntkroos klein kroos ruggenzwemmer gedoornd hoornblad
Insecten: 7 op 10! Insecten zijn ongewervelde dieren. Ze bezitten dus geen skelet of geraamte. Hun stevigheid danken ze aan hun pantser, een soort harnas. Dit pantser groeit niet mee en moet dus regelmatig vervangen worden. Tussen twee vervellingen in groeit het insect snel een stukje, tot het volwassen wordt. Een volwassen insect bestaat uit drie delen: kop, borststuk en achterlijf. Het borststuk draagt altijd 3 paar poten en 0, 1 of 2 paar vleugels. Een spin is dus geen insect, want ze bezit 4 paar poten. Schaaldieren als kreeften en garnalen bezitten 7 paar poten. In het dierenrijk beslaan insecten zomaar 70% van alle diersoorten. De gewervelden (van vissen tot zoogdieren) halen slechts 4%. Alle andere ongewervelden (schaaldieren, spinnen, duizendpoten, wormen, eencelligen, weekdieren, …): 26%. Metamorfose ... een toverwoord De meeste insecten leggen eitjes. Kenmerkend in de ontwikkeling naar volwassen dier is de gedaanteverwisseling of metamorfose. Deze kan volledig zijn, zoals bij de vlinders: uit het eitje komt een larve, die vreet zich vol en verandert in een pop. Binnen deze pop gebeurt het grote wonder en ontstaat het ‘imago’ of volwassen insect. Bij een onvolledige metamorfose, zoals bij de libelle, ontbreekt het popstadium. Uit het ei komt een ‘nimf’. Die groeit en ontwikkelt zich bij elke vervelling wat meer, tot ze tenslotte een volwaardig imago wordt. ‘Waterinsecten’ ‘Echte’ waterinsecten leven hun hele leven, zowel als larve of als imago, in het water: geelgerande watertor, duikerwants, waterschorpioen. Andere watergebonden soorten delen hun leven op: als larve of nimf leven ze in het water, maar als volwassen insect op het land. Enkele voorbeelden: de larve van de steekmug, de rattenstaartlarve (slijkvlieg), de nimf van libel, de hafte (nimf van de ééndagsvlieg), de kokerjuffer (nimf van de schietmot). Ademen onder water? Insecten ademen via tracheeën: een systeem van fijne buisjes dat zich door het lichaam vertakt. Via de stigmata (openingen) in het lichaamsoppervlak bereikt verse lucht de tracheeën. Weinig volwassen insecten kunnen onder water ademen. Sommige specialisten leerden de truc om onder hun dekschilden een luchtbel mee te dragen of tussen de haren van de buik een luchtbel vast te houden. Daardoor wordt het zuurstofprobleem tijdelijk opgelost. Ze moeten wel geregeld naar boven om de zuurstofvoorraad te verversen. Slechts enkele soorten weten permanent onder water te leven. Hun lichaamsoppervlak is bedekt met zeer fijne, waterafstotende haren. Tussen die haartjes wordt een dun luchtlaagje vastgehouden, dat in verbinding staat met de stigmata. De verbruikte zuurstof wordt aangevuld door de in het water opgeloste zuurstof, terwijl de fijne haartjes rechtstreeks verlies van zuurstof verhinderen (= plastronademhaling). 19 schietmot kokerjuffer parende waterjuffers larve van waterjuffer