2003-1 - Holland Historisch Tijdschrift
2003-1 - Holland Historisch Tijdschrift
2003-1 - Holland Historisch Tijdschrift
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
12 In dienst van Den Haag<br />
worden van een misdrijf, en vorstelijke ambtenaren vervolgen die misbruik gemaakt hadden<br />
van hun ambt. 16 De advocaat-fiscaal werkte nauw samen met de procureur-generaal. Zijn belangrijkste<br />
taak was het pleiten in de zaken die de procureur-generaal voor de Raad aanhangig<br />
maakte. 17 Ook de controleur werd geacht zich voor honderd procent voor het grafelijk<br />
belang in te zetten. Het was zijn taak te achterhalen of de rekeningen van de grafelijke<br />
ambtenaren compleet waren en of alle inkomsten uit het ambt wel waren opgevoerd. Hij<br />
deed dit door ter plaatse onderzoek te doen en mensen onder ede te verhoren. 18<br />
Begunstigde heren?<br />
Mario Damen besteedt in De staat van dienst veel aandacht aan de manier waarop de vorst en<br />
de steden probeerden de ambtenaren van het Hof van <strong>Holland</strong> aan zich te binden door<br />
middel van hoofsheden, consumeerbare geschenken en andere begunstigingen. 19 Een<br />
soortgelijk grondig onderzoek bleek niet haalbaar omdat het benodigde bronnenmateriaal<br />
voor de onderzochte periode niet beschikbaar of moeilijk raadpleegbaar was. Toch blijkt uit<br />
de wel doorgenomen archivalia dat twee ambtenaren duidelijk begunstigd werden, door zowel<br />
de vorst als de stad Leiden. 20 De eerste ambtenaar is stadhouder Jan van Egmond, die<br />
vooral een goede band had met Maximiliaan. Maximiliaan arrangeerde in 1484 een huwelijk<br />
tussen Jan en zijn nicht Magdalena van Werdenburg en verhief in 1486 de heerlijkheid Egmond<br />
tot een graafschap. Jan werd bovendien in 1491 opgenomen in de Orde van het Gulden<br />
Vlies. 21 De andere ambtenaar die aantoonbaar begunstigd werd was Thomas Beukelaar.<br />
Die begunstigingen kwamen na het einde van zijn ambtsperiode van rentmeester-generaal<br />
in 1498, en waren een beloning voor zijn bewezen diensten. Hij werd in 1498 voor zijn leven<br />
benoemd tot baljuw en ruwaard van Strijen. Van 1499 tot 1500 had hij inkomsten uit het<br />
schoutambt van Dordrecht zonder dat hij de vorst een pachtsom hoefde te betalen. Op 6 juni<br />
1499 werd hij bovendien voor zijn leven lang aangesteld als rekenmeester in de <strong>Holland</strong>se<br />
Rekenkamer. Nadat hij in 1503 toch vervangen werd als rekenmeester behield hij de titel en<br />
inkomsten van dit ambt. 22<br />
De steden konden uiteraard geen titels of ambten van belang schenken en probeerden de<br />
ambtenaren daarom voornamelijk met wijn of andere geschenken gunstig te stemmen. Tijdens<br />
een bezoek van een hooggeplaatste werd in Leiden vrijwel altijd wijn geschonken, dikwijls<br />
vergezeld van een goede maaltijd. Soms werden zulke geschenken ook bij de begunstigde<br />
langsgebracht. Net zoals de vorst begunstigde het stadsbestuur van Leiden een aan-<br />
16 Damen, De staat van dienst, 98.<br />
17 Damen, De staat van dienst, 97, 103; Le Bailly, Recht voor de Raad, 140, 285.<br />
18 Damen, De staat van dienst, 104-105.<br />
19 Ibidem, hoofdstuk 5 paragraaf 3-5, hoofdstuk 9.<br />
20 Informatie over de begunstigingen komt voornamelijk uit de algemene registers van de grafelijkheidsrekenkamer (Nationaal<br />
Archief te Den Haag, Archief Grafelijkheidsrekenkamer, Registers (hierna RekReg), inv. nr. 4-5), rekeningen van<br />
de rentmeester-generaal (RekRek, inv. nr. 180-196, 335-340) en rekeningen van Leiden (Gemeentearchief Leiden, Secretarie-archief<br />
I (hierna SAL), inv. nr. 557-564, 576-585) en Haarlem (Archiefdienst Kennemerland te Haarlem, Stadsarchief<br />
Haarlem (hierna SAH), inv. nr. 368-389). Rekeningen van de ontvanger-generaal zijn niet doorgenomen. In de rekeningen<br />
van Haarlem zijn voor het grootste deel van de onderzochte periode geen gegevens over schenkingspatronen<br />
van de stad te vinden.<br />
21 Damen, De staat van dienst, 457; M.J. van Gent, ‘Pertijelike saken’. Hoeken en Kabeljauwen in het Bourgondisch-Oostenrijkse tijdperk<br />
(Den Haag 1994) 371; A. Janse, ‘Het leenbezit van de <strong>Holland</strong>se ridderschap omstreeks 1475. Een analyse van het register<br />
Valor Feodorum’ in: B.J.P. van Bavel e.a. ed., Jaarboek voor Middeleeuwse geschiedenis 1 (Hilversum 1998) 163-204, aldaar 195-<br />
196.<br />
22 RekRek, inv. nr. 183, f. 31r; inv. nr. 194, f. 47r.; inv. nr. 196, f. 48r; inv. nr. 340, f. 189v-190r; RekReg, inv. nr. 490, f. 20v.