13e openbaar verslag - 22 februari 2008 - CMS Derks Star Busmann

20300560/MVZ/cp
De context waarin deze opmerking is geplaatst had vooral betrekking op een situatie
waarin curanda niet op tijd artiesten zou kunnen boeken. Dit werd op dat moment
namelijk al moeilijk omdat er al gesproken werd over een mogelijke oorlog en er sprake
was van SARS. De belangrijkste artiesten Jay-Z en Erykah Badu werden derhalve
geboekt in een tijd waarin over een mogelijke Irak-oorlog wel al werd gespeculeerd.
Curanda heeft een en ander ook aan Heineken uitgelegd. Artiesten wilden zich wel
vastleggen maar zij zouden bij het uitbreken van een oorlog altijd het daadwerkelijk
vliegen naar Nederland heroverwegen, met andere woorden dat hier, gelet op de
omstandigheden, ondanks bevestigingen altijd een onzekerheid zou bestaan. Curanda
heeft bij e-mail van 5 februari 2003 (productie 8) een reactie gestuurd op de hiervoor
genoemde mail, waarin tevens is aangegeven dat het gesprek van 4 februari 2003 een
constructief gesprek was. In dat gesprek heeft curanda het ook gehad over de situatie
van overmacht. Deze kwam ter sprake omdat curanda in principe de topartiesten Busta
Rhymes en Missy Elliot had vastgelegd, die echter in december 2002 aangaven de optie
niet definitief te willen maken in verband met de oplopende onzekerheid met
betrekking tot de oorlog. Hierop heeft curanda aan Heineken medegedeeld dat zij wel
door kon gaan met het boeken van de artiesten maar dat er dus een risico bestond.
Kort Geding Heineken-ENECO
2.9 De behandeling van het kort geding tussen Heineken en ENECO vond uiteindelijk
plaats op 6 februari 2003.
Uit de op 30 januari 2003 door Heineken aan ENECO betekende kort geding
dagvaarding (productie 9) en de pleitnotities van de advocaat van Heineken (productie
10) blijkt van de stellingen van Heineken. Bij deze dagvaarding is tevens overgelegd de
tussen Heineken en ENECO gesloten sponsorovereenkomst. Deze stellingen van
Heineken zijn uiteraard ook van belang bij de beoordeling van de vorderingen van de
curator op Heineken. Heineken heeft in rechte onder meer betoogd dat ENECO ten
onrechte heeft gesteld dat zij een concreet toetsbaar plan inclusief een lijst met
gecontracteerde artiesten zou hebben moeten ontvangen voor 1 augustus 2002. Dat was
niet de bedoeling en ook niet mogelijk. Ten eerste omdat de laatst gehouden editie eerst
dient te worden geëvalueerd alvorens tot het plannen van het nieuwe evenement wordt
overgegaan. Tussen medio april en 1 augustus is dat traject niet te doorlopen. Daarnaast
heeft Heineken erop gewezen dat het merendeel van de artiesten zich überhaupt niet op
een zo lange termijn van tevoren wenst vast te leggen en zich ook niet laat vastleggen.
De concrete artiesten worden pas in de loop van januari/februari van het daarop
volgende kalenderjaar geboekt en kunnen ook eerst in die periode worden geboekt. In
de maanden daaraan voorafgaand worden slechts oriënterende gesprekken gevoerd met
de artiesten, onder andere teneinde hun eigen agenda met die van een evenement te
laten samen vallen. Voorts heeft Heineken erop gewezen dat het in de voorgaande jaren
niet anders ging en ENECO daar toen ook vrede mee had. Daarnaast heeft ENECO
nimmer aangegeven dat de plannen zoals tot dusver gepresenteerd voor haar
onvoldoende zouden zijn en dat zij een concrete uitwerking daarvan verlangde. Ten
slotte heeft Heineken er in haar pleidooi op gewezen dat het noodzakelijk is dat over de
gebondenheid van ENECO voor het komende evenement duidelijkheid wordt
gecreëerd. Dat is allereerst nodig voor de goede verdere organisatie van het evenement
en het daarvoor beschikbare budget. De door ENECO verschuldigde bijdrage beloopt
een niet onaanzienlijk bedrag, welk bedrag vanzelfsprekend weegt in het voor de
9