13e openbaar verslag - 22 februari 2008 - CMS Derks Star Busmann

20300560/MVZ/cp
voorlopig getuigenverhoor gehoorde getuigen zou bewijs van de stellingen van de
curator kunnen worden verkregen door het horen onder meer de heren F.J.P. van
Hoorn, M.P.J. Ruygrok, A.H. Scholten en E. van Manen, alsmede mevrouw mr. J.A.
Schaap.
VIII MACHTIGING RECHTER-COMMISSARIS EX ART. 68 FW
8.1 De Rechter-commissaris in het faillissement van Van Hoorn Company B.V. heeft de
curator d.d. 17 januari 2008 ex art. 68 lid 2 Fw gemachtigd de onderhavige procedure
te voeren.
IX VORDERING
9.1 Gelet op het vorenstaande heeft de curator dan ook recht en belang bij een verklaring
voor recht dat Heineken toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de
tussen partijen gesloten Sponsorovereenkomst, danwel onrechtmatig heeft gehandeld
jegens curanda en dat Heineken derhalve gehouden is de als gevolg van de
toerekenbare tekortkoming, respectievelijk onrechtmatige daad, door curanda en/of
haar gezamenlijke schuldeisers geleden schade te vergoeden op grond van de artikelen
6: 74 BW, respectievelijk 6: 162 BW. De hoogte van de schadevergoeding is gelijk
aan de schulden van curanda voor zover deze schulden niet door vereffening van de
overige baten kunnen worden voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover
vanaf 18 augustus 2004 tot de dag der algehele voldoening. Onder verwijzing naar
§2.71 is de vordering als volgt te specificeren:
- crediteuren (inclusief engelse crediteur): € 2.368.011,98
- onbetaalde boedelkosten per 10 februari 2008: € 235.458,43
- Totaal: € 2.603.470,41
9.2 Voorts verzoekt de curator uw rechtbank Heineken te veroordelen in de
buitengerechtelijke kosten. De curator heeft meermalen getracht Heineken te bewegen
om aan de vorderingen te voldoen dan wel een regeling in der minne te treffen.
Hiervoor zijn kosten gemaakt die ten laste van de boedel (en daarmee ten laste van de
gezamenlijke crediteuren komen) die hierdoor schade lijden. Voor deze kosten wordt
niet voorzien in de proceskostenveroordeling omdat deze werkzaamheden niet zijn te
beschouwen als voorbereidende werkzaamheden op de procedure. De curator vordert
vergoeding van deze kosten ex art. 6: 96 lid 2 sub c BW. De kosten bedragen
(afgerond) € 10.000,00. Voor een specificatie wordt verwezen naar de tijdregistratie
van de curator en diens medewerkers over de periode 2003-aanvang van de procedure
ter zake van het voorlopig getuigenverhoor (productie 102). Een groot deel van de in
2003 en 2004 bestede tijd is ten gevolge van het door de curator toen gehanteerde
administratieve systeem niet meer toe te rekenen aan werkzaamheden in de
onderhavige zaak. De daadwerkelijk aan deze zaak bestede tijd teneinde tot een
regeling te komen en betaling in der minne te kunnen verkrijgen zal derhalve (vele
malen) groter zijn.
52