<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>Snelle mobilisatie en kortere opname duur met continueintra-articulaire ropivacaïne bij de Oxford ® mediale unicompartimenteleknieprothese - een prospectieve cohortstudieD.J. Bruijn, G.S. de Wolf, H.J. Achterberg, J.A.M. de Haas.Vol.13juni’06SAMENVATTINGDoel: het bepalen van het effect van continue intra-articulaireinfusie van ropivacaïne bij de mediale unicompartimentele knieprotheseop de morbiditeit en direct postoperatieve pijn, snelheidvan mobilisatie, kniefunctie en opnameduur.Methode: in een prospectieve cohortstudie werden 80 opeenvolgendepatiënten, die gepland waren <strong>voor</strong> een mUKP, geïncludeerd.De eerste groep van 40 patiënten bestond uit 25vrouwen en 15 mannen met een gemiddelde leeftijd van 66,4jaar (51-85). Ze werden minimaal invasief geopereerd onderspinaal anesthesie met 2 cc bupivacaïne 0,5% en 1 cc morfine 1%.Naast de standaard postoperatieve pijnbestrijding kregen zijzonodig piritramide intramusculair. Fysiotherapie startte op de1e postoperatieve dag.De tweede groep bestond uit 28 vrouwen en 12 mannen met eengemiddelde leeftijd van 67,9 jaar (53,5-81). Allen werden geopereerdvia dezelfde operatietechniek. De perioperatieve anesthesiebestond uit spinaal anesthesie met 3cc bupivacaïne 0,5% zondermorfine, gecombineerd met locale infiltratie van al het doordissectie aangetaste weefsel en 3 cm in het omgevende subcutaneweefsel met 80 cc ropivacaïne 0,2% <strong>voor</strong> het sluiten van de wond.Een epiduraalkatheter met bacteriefilter werd aan het eind van deoperatie intra-articulair achtergelaten en subcutaan uitgeleid. Deeerste 25 patiënten uit deze groep (subgroep 2a) kregen devolgende ochtend om 8.00 uur 20 cc ropivacaïne 0,75% toegediend,tijdens het verwijderen van de pijnkatheter. Er werd opgelet dat 10 cc hiervan intra-articulair en 10 cc subcutaan werdgegeven. De 15 daaropvolgende patiënten (subgroep 2b) kregenmet behulp van een continue pompinfusie 4 cc ropivacaïne 0,2%per uur toegediend via deze pijnkatheter. Hiermee werd gestartaansluitend aan de operatie en deze werd beëindigd op de 1e postoperatievedag om 6 uur s’ochtends. Ook deze 15 patiëntenkregen bij het verwijderen van de catheter nog eens 20 cc ropivacaïne0,75% ingespoten, waarvan 10 cc intra-articulair en 10 ccsubcutaan. Morfine werd in groep 2 niet gegeven. Wel werd destandaard postoperatieve pijnbestrijding, met diclofenac en paracetamoloraal als bij groep 1, gegeven.De mobilisatie begon op de operatiedag met het, onder begeleiding,zelf actief heffen van het been en actief flecteren en extenderenvan de geopereerde knie op de bedrand. Op de 1e dagwerd belast gemobiliseerd met krukken.Dr. D.J. Bruijn, orthopedisch chirurg en drs. G.S. De Wolf,bewegingswetenschapper, afdeling orthopedie, HagaZiekenhuis,locatie Leyenburg, Postbus 40551, 2504LN Den Haag.Drs.H.J. Achterberg, aios anesthesie en Drs.J.A.M. de Haas,anesthesioloog, afdeling anesthesiologie, HagaZiekenhuis,Postbus 40551, 2504 LN Den Haag.Correspondentie: Dr. D.J. BruijnE-mail: j.bruijn@hagaziekenhuis.nlResultaten: Groep 1: Bij 8 van de 40 patiënten verliep de mobilisatievertraagd vanwege misselijkheid en soms ook braken watnaast de morbiditeit gemiddeld een dag niet oefenen betekende.De NRS pijnscore gedurende de eerst 24-uur was gemiddeld3,3 (2-8) bij deze groep. De gemiddelde opname duur bij dezegroep bedroeg 6,6 dagen (4-11).Groep 2. Bij 36 van de 40 patiënten functioneerde de pijnkathetergoed en hoefde naast de protocollair afgesproken orale analgeticageen extra pijn medicatie gegeven te worden. De NRSpijnscore gedurende de eerste 24-uur was gemiddeld 2 (0-7) bijdeze groep. Relevante verschillen tussen subgroep 2a en 2bwaren <strong>voor</strong> ons niet meetbaar.De gemiddelde opnameduur bij groep 1 bedroeg 3,8 dagen (2-7). Andere opvallende verschillen in resultaten werden tussendeze groepen niet gezien.De Knee Society Score (KSS-score) en de patiënttevredenheidwaren excellent in beide groepen.Conclusie: Wij vonden bij patiënten met per- en postoperatieveintra-articulaire ropivacaïne als pijnbestrijding minder morbiditeiten pijn, een snellere mobilisatie met goed functiebereik, bijeen onverminderd laag complicatiepercentage en uitstekendepatiënttevredenheid.INLEIDINGPostoperatieve pijn kan een snelle mobilisatie belemmeren.Het gebruik van morfinepreparaten tegen pijn kanechter morbiditeitsverhogend werken en daardoor snellemobilisatie verhinderen. 1 Een beperkte kniefunctie enlangere ziekenhuisopname kunnen het gevolg zijn.Badner toonde aan dat een eenmalige intra-articulaireinjectie van bupivacaïne na het sluiten van de wond depostoperatieve behoefte aan analgetica vermindert eneen toename van knieflexie kent na totalekniearthoplastiek.2 Rasmussen zag een toegenomen knieflexie enkortere opnameduur met continue intra-articulaireinfusie van morfine en ropivacaïne na primaire totalekniearthroplatiek.3 Reilly kwam tot goede resultaten eneen opnameduur van gemiddeld 1,5 dag in een studiemet een relatief kleine patiëntengroep na implantatievan de Oxford ® unicompartimentele knieprothese. 4Snelle mobilisatie vermindert het risico op complicatiesals trombose, longembolie, longontsteking, urineweginfectiesen blaasretentie. 5 Vroeg ontslag uit het ziekenhuiskan bijdragen aan een afname van het aantal ziekenhuisinfectiesen bovendien kostenbesparend zijn.98 ■ N<strong>ED</strong>ERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR ORTHOPA<strong>ED</strong>IE
ARTHROTECvertrouwdepijnstilling (1-4)Meer dan 10 jaar ervaring 5