Vol.13juni’06Het onderbeen bevat een viertal compartimenten(Figuur 2). Het anterieure compartiment bevat onderandere de m. extensor digitorum longus, m. extensorhallucis longus, m. tibialis anterior, de a. tibialis anterior,en de n. peroneus profundus. Lateraal bevinden zich demm. peroneus longus en brevis, en de n. peroneus superficialis.Het diepe posterieure compartiment bestaatuit de diepe flexoren (m. tibialis posterior, m. flexordigitorum longus, m. flexor hallucis longus), en de n.tibialis, alsmede de a. peronea en a. tibialis posterior. Inhet oppervlakkige posterieure compartiment bevindenzich de oppervlakkige flexoren, te weten de m. soleus,m. gastrocnemius en m. plantaris. 7Gezien de oplopende infectieparameters onder antibioticawerd de indicatie gesteld <strong>voor</strong> een MRI-onderzoek.Hierbij werd een forse vochtcollectie gezien tussen m.gastrocnemius en m. soleus, dat wil zeggen in het posterieurecompartiment. Hoewel er klinisch geen verdenkingop een compartimentsyndroom bestond, vondenwe een dergelijke diagnose toch <strong>voor</strong>stelbaar gezien deomvang van de vochtcollectie op de MRI-beelden.De literatuur beschrijft enkele casus waarbij na artroscopievan de knie extravasatie van vocht optreedt. Zowordt extravasatie van spoelvloeistof in de kuit en eldersbeschreven, bij<strong>voor</strong>beeld na een defecte drukpompregulatieof in combinatie met een ruptuur van eenBakerse cyste. 8,9 Uit kadaveronderzoek is gebleken dater 2 uittredemogelijkheden bestaan, namelijk de recessussuprapatellaris en de bursa semimebranosa. 10In onze casus is een perforatie of een vaatlaesie van hetposterolaterale kapsel (bij<strong>voor</strong>beeld de a. geniculatalateralis inferior) waarschijnlijk, mede gezien hetgebruik van de shaver en de intra-articulaire continuïteitvan de vochtcollectie.Over de behandeling van een dergelijke vochtcollectie inhet posterieure compartiment bestaat geen consensus.Om een compartimentsyndroom te vermijden is de vierkwadrantfasciotomiebeschreven, maar ook een geïsoleerdesubcutane fasciotomie van het flexorencompartiment.3,4,9 Daarentegen is conservatief beleid ooksuccesvol gebleken. 8 Deze beleidskeuze wordt ondersteunddoor dierexperimenteel onderzoek. Zo blijkt uitspierbiopten, druk- en EMG-metingen dat het risico ophet ontwikkelen van compartimentsyndroom na artroscopievan de knie minimaal is, zelfs als er significantevochtextravasaties en verhoogde compartimentdrukkenzijn. 11 Een en ander is wellicht te verklaren uit het relatiefgrote volume van het posterieure compartiment tenopzichte van het anterieure compartiment, waardoor demusculatuur en de n. tibialis minder snel onder drukkomen te staan. Marti & Jakob adviseren zorgvuldigeobservatie zonder onmiddellijke fasciotomie. 3ABSTRACTA painful swollen calf after arthroscopy of the knee can becaused by deep venous thrombosis, but can also be due to extravasationsof arthroscopy-fluid or blood. Eventually this canresult in posterior compartment syndrome. In contrast to theanterior compartment syndrome, the posterior compartmentsyndrome does not require immediate fasciotomy, although itcan never be ruled out.LITERATUUR1. Complications of arthroscopy and arthroscopic surgery:results of a national survey. Committee on Complications ofArthroscopy Association of North America. Arthroscopy1985; 1: 214-20.2. Radford DM. Schuh ME. Nambisan RN. Karakousis CP.Pseudo-tumor of the calf. Eur.J.Surg.Oncol. 1993; 19: 300-1.3. Marti CB. Jakob RP. Accumulation of irrigation fluid in thecalf as a complication during high tibial osteotomycombined with simultaneous arthroscopic anterior cruciateligament reconstruction. Arthroscopy 1999; 15: 864-66.4. Bomberg BC. Hurley PE. Clark CA. McLaughlin CS.Complications associated with the use of an infusion pumpduring knee arthroscopy. Arthroscopy 1992; 8: 224-28.5. Peek RD. Haynes DW. Compartment syndrome as a complicationof arthroscopy. A case report and a study of interstitialpressures. Am.J.Sports Med. 1984; 12: 464-68.6. Forstner R. Rendl KH. Doringer E. Schmoller HJ.Differential diagnosis of the ‘fat leg’; a case report. Vasa1991; 20: 402-5.7. Heinrich SD. Fractures of the shaft of the tibia and fibula.In: Rockwood CA et al (Eds), ed. Fractures in children.Philadelphia: Lippincott-Raven, 1996;1331-75.8. Romero J. Smit CM. Zanetti M. Massive intraperitonealand extraperitoneal accumulation of irrigation fluid as acomplication during knee arthroscopy. Arthroscopy 1998;14: 401-4.9. Walchli B. Molnar J. Inderbitzi R. Rupture of a Baker cystwith compartment syndrome. A rare complication of kneearthroscopy. Chirurg 1998; 69: 306-9.10. Noyes FR. Barber-Westin SD. Hewett TE. High tibialosteotomy and ligament reconstruction for varus angulatedanterior cruciate ligament-deficient knees. Am.J.SportsMed. 2000; 28: 282-96.11. Ekman EF. Poehling GG. An experimental assessment ofthe risk of compartment syndrome during knee arthroscopy.Arthroscopy 1996; 12: 193-9.126 ■ N<strong>ED</strong>ERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR ORTHOPA<strong>ED</strong>IE
<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>Selectie van verslagen uit de Voorjaarsvergadering van deNOV op 19 mei <strong>2006</strong> te Utrecht(onder de verantwoordelijkheid van de wetenschappelijk secretaris van de NOV)Opbrengst van preoperatieve planning in primaire totale heupartroplastiekInleidingPreoperatieve planning <strong>voor</strong> totale heupartroplastiek(THA) wordt verricht om te komen tot het beheersenvan het beenlengteverschil (BLV) en een goed passendeprothese in een juiste positie en oriëntatie. Ook zou heteen belangrijke rol kunnen vervullen bij <strong>voor</strong>raadbeheer.Doel van deze studie is het bepalen van de bruikbaarheiden nauwkeurigheid van de analoge preoperatieveplanning (2D, op papier).MethodenDe gegevens van 218 patiënten (234 heupen) die in deperiode 1999-2005 waren geopereerd <strong>voor</strong> primaireTHA (anterolaterale benadering) onder supervisie van ofdoor één operateur (CV), waarbij een gestandaardiseerdepreoperatieve planfoto en postoperatieve opnameaanwezig waren, werden geanalyseerd. Geplande en geplaatstegrootte van de verschillende componenten enhet poliklinisch pre- en postoperatief gemeten BLVwerden genoteerd. Röntgenologisch BLV werd zowelop de pre- als postoperatieve röntgenfoto gemeten. Opde postoperatieve röntgenfoto werd ook anteversie eninclinatie van de cup en eventuele varus- of valgusstandvan de steel gemeten.ResultatenHet gemiddelde postoperatief klinisch en röntgenologischBLV was respectievelijk 3,4 mm (SD=5,8) en 9,2mm (SD=9,4) ten nadele van contralaterale zijde. Hetröntgenologisch postoperatieve BLV was kleiner dan 1cm in 55,4% en kleiner dan 2 cm in 90,2% van degevallen. Geplaatste grootte van de ongecementeerdecup en steel kwam in respectievelijk 25,4% en 27,1%overeen met de geplande grootte. Dit was <strong>voor</strong> de gecementeerdecup en steel respectievelijk 48,0% en 31,5%.Anteversie van de cup was gemiddeld 7,0º en de inclinatiein 86,3% van de gevallen tussen de 35º en 55º(safe zone volgens Lewinnek). De steel werd in 95,3%van de gevallen binnen 2º varus of valgus geplaatst;geen luxaties.DiscussieEen gemiddeld BLV van 9,2 mm ten nadele van de contralateralezijde is in overeenstemming met de resultatenbeschreven in de literatuur. De geplande maat van desteel en cup kwam matig overeen met die van de uiteindelijkgeplaatste component.ConclusieAnaloge preoperatieve planning is niet een succesvol instrumentin het beheersen van het beenlengteverschilnoch ondersteunend in <strong>voor</strong>raadbeheer. Wel wordt hetin onze (opleidings)kliniek als een nuttig instrumentgezien om de gedachten over de ingreep te ordenen.B.M. Kuipers en C.C.P.M. Verheyen,Vakgroep Orthopedie, Isala klinieken, ZwolleVol.13juni’06Antibioticaprofylaxe bij patiënten met een gewrichtsprothese die een tandheelkundigeingreep ondergaanInleidingEr bestaat veel onduidelijkheid omtrent de noodzaak<strong>voor</strong> antibiotica-profylaxe bij patiënten met een gewrichtsprothesedie een tandheelkundige ingreepondergaan. De huidige stand van zaken werd onderzochtdoor middel van een literatuurstudie.MethodeIn april <strong>2006</strong> werd een zoekactie in de PubMeddatabase ondernomen. Abstracts werden gescreend,relevante artikelen werden opgevraagd en op referentieswerd verder gezocht.ResultatenEr bestaan geen structurele studies naar dit onderwerp;aanbevelingen zijn gebaseerd op expert opinions.Wereldwijd blijkt veelal op historische of anekdotischegronden een antibioticaprofylaxe <strong>voor</strong>geschreven teworden. Veel van de antibiotica die worden geadviseerdN<strong>ED</strong>ERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR ORTHOPA<strong>ED</strong>IE ■ 127