Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
hulpverleningsmethodiek verder uit te werken en landelijk overdraagbaar te maken,<br />
start eind 1999 een methodiekbeschrijvingsproject, in samenwerking met het NIZW.<br />
Naar de vijand<br />
Joep Hamacher werkt op het centraal bureau van het JPP, dat gevestigd is in het<br />
hoofdbureau van politie in Eindhoven. Van daaruit is hij bezig met het begeleiden en<br />
opzetten van JPP-activiteiten in verschillende wijken van de stad en in andere plaatsen<br />
in Zuid-Oost Brabant. In 1991 is hij coördinator JPP geworden vanuit een functie bij de<br />
stichting Jeugd en Gezin, de lokale instelling voor gezinsvoogdij. Die stap lag voor<br />
hem meer voor de hand dan je als buitenstaander zou denken: ‘In een vorig <strong>leven</strong> heb<br />
ik bij de marechaussee gewerkt en daardoor kende ik een aantal mensen hier. Begin<br />
jaren tachtig zagen wij bij de gezinsvoogdij een aanwas van allochtone gezinnen met<br />
jongeren die een ondertoezichtstelling kregen. Dat was dweilen met de kraan open,<br />
omdat er zowel thuis als op school veel mis was en de jongeren al veel delicten<br />
gepleegd hadden. Zo’n jongere ging dan naar een gesloten internaat, paste zich daar<br />
aan, maar als hij terugkwam begon het hele verhaal opnieuw. In sommige gezinnen<br />
ging dat zo van broer op broer. De hulpverlening werkte niet omdat we over<br />
onvoldoende methoden beschikten en te weinig wisten over de achtergronden van<br />
deze jongeren. Wij gaven hun eigen verantwoordelijkheid, terwijl zij van ons sturing<br />
verwachtten. Bovendien hadden we veel te weinig tijd, want we zagen ze maar een keer<br />
in de zes weken. Die langdurige hulp met een lage frequentie werkte niet; de doelen<br />
werden niet gehaald. We gingen op zoek naar een alternatief en we dachten aan twee<br />
sporen: meer samenwerken met de politie, die vaak het eerste met die jongeren in<br />
contact kwam en een specifieke aanpak voor allochtonen ontwikkelen. We hadden<br />
ontdekt dat we er vaak te laat bij kwamen, niet op tijd signaleerden en veel te lang met<br />
een jongere bezig waren, zonder resultaat. Ook was duidelijk dat de sectorale aanpak<br />
niet werkte en dat meer samenwerking met school en instellingen voor vrijetijds -<br />
besteding nodig was om tot een samenhangende aanpak te komen.’<br />
‘Uiteindelijk ben ik in 1983 naar het politiebureau gestapt, omdat de politie al in de<br />
gezinnen kwam. Ze vroegen meteen waarom het zo lang had geduurd voordat we<br />
wilden samenwerken. Mijn collega’s van Jeugd en Gezin zagen die stap echter als naar<br />
de vijand gaan. In het begin was ik de enige die met de politie samenwerkte, maar<br />
toen het bleek te werken, kwamen er meer collega’s bij. De politie gaf ons ook de kans<br />
om in hun keuken te kijken en beschouwde de hulpverlening als een gemeen -<br />
schappelijk doel. In het begin gingen we alleen naar Marokkaanse gezinnen, maar al<br />
gauw kwam de vraag waarom we ook niet naar autochtone gezinnen gingen. Zo<br />
hebben we tot eind jaren tachtig met gesloten beurzen samen aan de hulpverlening<br />
gewerkt. Bij de reorganisatie van de politie in 1988 werd de afdeling Jeugd- en<br />
Zedenzaken opgeheven. De redding voor de samenwerking was de aanstelling van<br />
wijkagenten. Een aantal van hen had de profetische blik dat het mis ging met een<br />
aantal jongeren en wilde iets doen aan het gedrag van jongeren voordat ze een delict<br />
73