De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info
De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info
De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
constant een vuur brandend gehouden’ (Easton on Hinnom). 34 ‘na de val van Jeruzalem in 568 voor Chr., en tot<br />
aan de tijden van het Nieuwe Testament, wijzen incidentele verwijzingen naar Tofet of Gehenna erop, dat het<br />
een soort altijdbrandende afvalberg was, waar het afval van Jeruzalem werd verbrand’ (Jewish Encyclopedia,<br />
article “Tophet”). 35<br />
In het verleden waren kinderen in het Dal van Hinnom verbrand als offers aan de heidense goden, nl. in het<br />
gedeelte dat Tofet werd genoemd, wat een Aramees leenwoord is voor vuuroven (Easton and Jewish<br />
Encyclopedia, 2Kon 23,10 Jer 7,31 Jes 30,33). Dus het vuur van Tofet was niet zomaar een brandende<br />
vuilnisbelt, maar het was ook een vuur dat bedoeld was om een oven te verhitten.<br />
Droge mest werd geschraapt en zowel pottenbakkers als smeden (‘yotzerim’) gebruikten droge mest als<br />
brandstof voor hun ovens (vgl. Eze 4,12-15), en met de as van deze zelfde ovens produceerden zij ashopen. Dus<br />
de afvalhopen, ovens en asheuvels van de pottenbakkers en smeden van Jeruzalem waren allemaal in het Dal van<br />
Hinnom, waar de Afvalpoort/Schraappoort naar toe leidde. Pottenbakkers konden hun kleipotten thuis<br />
vormgeven en later naar de ovens in het Dal van Hinnom brengen (ovens en ashopen van pottenbakkers waren in<br />
Jeruzalem niet toegestaan (Jewish Encyclopedia), dus de ovens van de smeden waarschijnlijk ook niet), maar een<br />
smid moest zelf naast het vuur staan om in staat te zijn het gloeiende en smeltende metaal ter plekke direct vorm<br />
te geven. Ook de vuren van de smeden werden ’s nachts waarschijnlijk nooit gedoofd omdat het te veel tijd<br />
kostte om het vuur van de ovens ’s ochtends weer aan te steken en ze de temperatuur te laten bereiken die nodig<br />
was voor het smelten en smeden van ijzer en andere metalen.<br />
<strong>De</strong> verschroeiende hitte van de ovens, de oorverdovende hamerslagen van de smeden (volgens Strong’s 08611<br />
is ‘Tophet’ ook afgeleid van de stam van ‘taphaph’(Strong’s 08608): een smijten, slagen), de stank van de mest<br />
en de dode dieren die daar ook werden verbrand, de gloeiende en kokende metalen en de verblindende rook,<br />
werden alle symbolen voor de straf in het hiernamaals, van de hel, waarvoor het Nieuwe Testament het woord<br />
“Ge-hennah” gebruikt (de griekse vorm van ‘Dal van Hinnom’, Matt 5,22 23,33 Lu 12,5 etc. vgl. Matt 13,49-50)<br />
en de omschrijvingen “eeuwige vuur”(Matt 18,8 25,41), “het vuur dat nooit zal worden gedoofd” (Mr 13,49-50)<br />
en “oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren.” (Heb 10,27). Tofet was dus de<br />
plaats waar de Rekabitische smeden moesten werken. <strong>De</strong> toevoeging ‘-et’aan een werkwoord was blijkbaar de<br />
(Aramees/Kenitische/Rekabitische) manier om de plaats aan te duiden waar het werkwoord werd uitgeoefend:<br />
Charash = graveren, fabriceren Charoset = werkplaats, smidse<br />
Toph = branden en smijten Tophet = de vuurplaats van een smid<br />
Nazar = bewaken, observeren Nazaret = plaats van observantie (wachttoren of klooster)<br />
Veld van de Yotzer<br />
<strong>De</strong> plaats Tofet, nu, die in het zuiden van het Dal van Hinnom was en die volgens de profeet Jeremia eens het<br />
Dal der Slachting genoemd zou worden en een begraafplaats zou zijn, was dezelfde plaats als het latere Veld van<br />
de ‘yotzer’ (smid), die ook in het zuiden van het Dal van Hinnom was, en die uiteindelijk Bloedveld werd<br />
genoemd en een begraafplaats werd na de dood van Judas Iskariot:<br />
Daarom komt er een tijd - godsspraak van Jahwe - dat men niet meer zal zeggen: ‘Tofet en Benhinnom-dal’,<br />
maar ‘dal van de slachting’ (‘haregah’, van ‘harag’ = vermoorden, neerslaan, ter<br />
dood brengen). En Tofet wordt een grote begraafplaats. Jer 7,32<br />
Toen Judas, zijn verrader, zag dat <strong>Jezus</strong> veroordeeld was, kreeg hij wroeging en bracht de dertig<br />
zilverlingen terug bij de hogepriesters en ouderlingen met de woorden: ‘Ik heb misdaan door<br />
onschuldig bloed te verraden.’ Maar zij antwoordden: ‘Wat gaat dat ons aan? Dat is uw zaak.’<br />
Toen gooide hij de zilverlingen in de tempel en liep weg. Hij ging heen en verhing zich. <strong>De</strong><br />
hogepriesters raapten de geldstukken op en zeiden: ‘Wij mogen die niet bij de tempelschat doen,<br />
wat het is bloedgeld.’ En zij besloten er het land van de pottenbakker (‘kerameus’) mee te kopen<br />
om daar de vreemdelingen (‘xenos’ Hebr: ‘ger’) te begraven. Daarom kreeg dit stuk land de naam<br />
van Bloedakker en zo heet het nog. Aldus ging in vervulling wat de profeet Jeremia gezegd had:<br />
Zij namen de dertig zilverlingen, de prijs waarop Hij geschat is, geschat is door zonen van Israel,<br />
en gaven die voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heer mij opgedragen had. Matt 27,3-9<br />
Toen zei de HEER tegen mij: ‘Breng het maar naar de smelter (‘yotser’), dat vorstelijke loon dat<br />
zij me waard vinden.’ Dus smeet ik dat zilver bij de smelter (‘yotser’) in de tempel neer,<br />
(Zechariah 11,13 NBV)<br />
34<br />
vertaling van: “the Jews made this valley the receptacle of the offal of the city, for the destruction of which a<br />
fire was, as is supposed, kept constantly burning there.”<br />
35<br />
Vertaling van: “After the overthrow of Jerusalem in 568 B.C., and down to New Testament times, incidental<br />
references to Tophet or Gehenna indicate that it was a kind of perpetually burning rubbish-heap, where the<br />
refuse of Jerusalem was consumed.”<br />
22