De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info
De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info
De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
56. BABYLONISCHE BALLINGSCHAP<br />
57. Nethinim uit de Ezr 2,43-54<br />
Tabbaot<br />
Harsha<br />
Sisera<br />
ballingschap Ne 7,46-56<br />
Rekabieten, als de wapenleveranciers van alle volkeren, om zich<br />
uit elke oorlog te houden, en ten slotte “allen, die in het land<br />
wonen” zijn de (‘ger’, ‘hebreeën’ en) ‘verblijvers’ van vroeger:<br />
de Kenieten en Rekabieten. Niet alleen de Joden in de ommuurde<br />
steden, “maar het gehele land” (ook de Rekabieten van de hoge<br />
torens met hun zilver en goud) zal “door het vuur verteerd<br />
worden” (zoals in de vuren van de Rekabitische smeden) van zijn<br />
jaloersheid/ijver: want hij zal zelfs schielijk een einde maken<br />
(zelfs schielijker dan de Kenieten en Rekabieten in staat waren te<br />
vluchten) aan allen, die in het land verblijven (al de Kenitische<br />
en Rekabitische ‘verblijvers’).<br />
43 Sicha = droogte (voorspeld door Elia, en ook in de tijd van<br />
Elisa 1Kon 17,7 18,1-2 Lu 4,25 Jas 5,17)<br />
43 Chasufa = onbedekt (vgl. onbedekte schilden Jes 22,6)<br />
43 Tabbaot = ringen; indrukken<br />
52 Charsa (van ‘charash’) = werker of tovenaar<br />
50 Mehunim = van Maon, 8 mijl ten zuiden van Hebron<br />
53 Sisera (aanvoerder van Jabin’s strijdwagens uit Charoset)<br />
58. timmerlieden Jeruzalem Ezr 3,7 En zij gaven geld aan de steenhouwers en de timmerlieden<br />
‘charash’<br />
(‘charash’) (voor het huis des Heren)<br />
59. Kenieten, Jabes in Juda 1Kr 2,55 ‘caphar’ = “inspectiebeambten” (niet noodzakerlijkerwijs<br />
‘caphar’ van<br />
“schrijver”):<br />
Rekab<br />
leveren en inspecteren wapens (en soldaten)<br />
60. Tiratieten Jabes in Juda 1Kr 2,55 “poortmannen” (de gevangenispoort van de tempel, de Poort van<br />
Benjamin)<br />
61. Simatieten<br />
is vrouwelijke<br />
vorm van<br />
Simieten<br />
Jabes in Juda 1Kr 2,55 “rapporteren” (aan de Bevelhebber van de Tempel?)<br />
62. Suchatieten Jabes in Juda 1Kr 2,55 “bosjesmannen”, “bosjeshout” van ‘suwk’ = heg (vgl. ‘Notzerim’<br />
verblijvend temidden van struiken en heggen 1Kr 4,23; bushwood<br />
for their furnaces, and the wood they brought for the altar<br />
of the temple- vertaling: brandhout voor hun overs, en het hout<br />
dat zij brachten voor het altaar van de tempel (Talmoed Taanith<br />
4,5))<br />
63. Malkia zoon Jeruzalem en Ne 3,<strong>14</strong> “‘sar’ van de afdeling van der wijngaardeniers (= letterlijk: van<br />
van Rekab Bet-hakkerem, Ne 11,36 Bet-hakkerem) (Lut)”;<br />
waar<br />
(Jer 6,1) “herstelde de Mestpoort”: die leidde naar Jabes en Bet-hakkerem<br />
afdeling waarschijnlijk (2Kon 17,9 (waar de stam van de Rekabieten verbleef en het signaalvuur<br />
een ‘Toren 18,8) werd aangestoken).<br />
kinderen van van de<br />
Jer 6,1 “Bergt u, gij Benjaminieten [het noordelijk deel van<br />
Benjamin Notzerim’<br />
Jeruzalem, waaronder een deel van de tempel, vooral de<br />
stond<br />
Benjaminpoort (die de Gevangenispoort is), lag in de tijd van<br />
Notzerim<br />
Jeremia in het territorium van Benjamin Joz 18,28 15,8;<br />
LXX:<br />
Rimmon, en zijn zoons Baanah en Rekab werden “kinderen van<br />
fulassontwn<br />
Benjamin” genoemd in 2Sa 4,2], uit Jeruzalem vandaan. Blaast<br />
Vulg: custodit<br />
de bazuin in Tekoa, doet een rooksignaal opstijgen boven Bet-<br />
bewakers<br />
hakkerem! [waarschijnlijk de Toren van de Notzerim (LXX:<br />
fulassontwn) 2Kon 17,9 18,8] Want rampspoed doemt op uit<br />
het Noorden, een groot verderf.”<br />
‘Notzerim’ van ‘natzar’: “bewaren (‘natzar’) uw verbond” <strong>De</strong><br />
33,9 Ps 25,10 78,7 105,45 119 etc ;<br />
‘natzar’ in de zin van ‘waken’, ‘bewaken’, ‘opsluiten’: “Here,<br />
stel een wacht (‘shomrah’) voor mijn mond; waak over (‘natzar’)<br />
de deuren van mijn lippen” Ps <strong>14</strong>1,3; “Houd vast aan de tucht,<br />
laat haar niet los, bewaar haar (‘natzar’ LXX: fulaxon), want zij<br />
is uw leven.” Pr 4,13; “maar die overgebleven en belegerd<br />
(‘natzar’) is, zal door honger” (SV) Eze 6,12; “Die zijn mond<br />
bewaart (‘natzar’, LXX: fulassei Vulg: ‘custodit’), behoudt<br />
zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd<br />
opendoet.” Pr 13,3.<br />
Misschien werden de Rekabieten, die al de wachtlieden van<br />
de natie waren, bijv. in Efraim, pas met meer nadruk ‘Notzerim’<br />
genoemd nadat zij de bewakers van de gevangenis geworden<br />
73